Kansen voor kinderen, daar gaat het om. ’s Ochtends zie ik ze staan, op de hoek van de straat of onder een lantaarnpaal: scholieren, soms in een kluitje, soms nog alleen. Schijnbaar onverschillig leunen ze tegen hun fiets. Geduldig wachtend, desnoods in de miezerregen, om vooral maar samen naar school te kunnen rijden. Natuurlijk gaan ze straks naar hun school om allerlei kennis en vaardigheden op te doen. Maar hieraan zie je dat diezelfde school ook hun mini-samenleving is, een plek waar je opgroeit, waar je moet leren je te verhouden tot anderen, waar je leert hoe de wereld in elkaar steekt en waar je je eigen identiteit moet zien te vormen. En dan is het fijn als je niet in je eentje die soms zo spannende wereld tegemoet hoeft te treden, maar dat je dat samen met klas- en lotgenoten kunt opfietsen.

Inspectiebezoek nieuwe stijl

Tijdens een inspectiebezoek willen onze inspecteurs ervaren hoe die eigen mini-samenleving binnen een school functioneert. Als ze een school bezoeken, kijken ze daarom breed naar de ontwikkelingen in de school. Het gaat zeker niet alleen om de vraag hoe de school zorgt voor een goede cognitieve ontwikkeling. Onze inspecteurs proeven de sfeer in de klas, in de kantine, bij de kluisjes. Ze spreken met leerlingen, docenten, schoolleiding en het bestuur. We zijn benieuwd hoe de school op zijn eigen manier een veilige omgeving voor de leerlingen weet te creëren, en een ondersteunend en uitdagend pedagogisch klimaat.

En wie langer geleden een inspectiebezoek heeft meegemaakt, zal merken dat het tegenwoordig anders toegaat. Sinds augustus 2017 hebben we ons toezicht vernieuwd. In het artikel ‘Verder kijken dan de deugdelijkheid van het onderwijs’ op pagina 10 kunt u bijvoorbeeld lezen dat we ons vierjaarlijks onderzoek voortaan beginnen bij het schoolbestuur, dat immers verantwoordelijk is voor de onderwijskwaliteit. En op de scholen kijken we ook nadrukkelijk naar wat er allemaal goed gaat, en hoe schoolleiding en docenten vanuit hun eigen ambities aan goed onderwijs werken.

Basiskwaliteit waarborgen

Natuurlijk houden we ook scherp oog voor onverhoopte risico’s. De inspectie moet namelijk allereerst aan ouders en leerlingen het vertrouwen bieden dat ieder kind ten minste een basiskwaliteit aan onderwijs krijgt, en ook dat de waarde van een Nederlands diploma gewaarborgd is. Waar dat in het gedrang komt, is het onze taak om op te treden. In het verhaal ‘Ik zie het toezicht als een gunst’ op pagina 20 beschrijft een schoolleider de weg ná zo’n hard oordeel, en vooral wat het de school opleverde.

Dat zien onze inspecteurs dagelijks: betrokken docenten, die hun leerlingen verder willen helpen.

Ik had hier graag ook al iets verteld over de stappen die we deze zomer rond vmbo Maastricht hebben moeten zetten. Dat had u vast ook verwacht. Helaas kan ik dat op dit ogenblik, het moment van de productie van dit blad, nog niet, omdat er nog verschillende onderzoeken lopen. Op onze website vindt u daar in ieder geval de laatste informatie over.

We houden overigens ook toezicht op de financiën in het onderwijs. Daarbij richten we ons op het schoolbestuur, van ons financieel toezicht merken docenten en schoolleiding doorgaans weinig. Bij ons vierjaarlijks onderzoek kijken we of de financiële positie van het bestuur voldoende is om goed onderwijs te blijven verzorgen. En bijvoorbeeld: krijgen de scholen van het bestuur de onderwijsmiddelen waar zij recht op hebben?

Waardering uitspreken

Kortom, daar waar nodig handhaven we in het belang van de leerlingen de wet. Maar gelukkig is in verreweg de meeste gevallen de wettelijk omschreven basiskwaliteit op orde. Als je als professioneel in je vak staat, als schoolleider, of als docent, en als schoolbestuur, dan is dat ook je minimale doel. Zorgen dat leerlingen veilig aan leren toekomen, ze uitdagen met goede lessen, ze volgen in hun ontwikkeling - als het goed is heb je daar als leraar geen wetten en regels voor nodig. Dat zien onze inspecteurs dagelijks: betrokken docenten, die hun leerlingen verder willen helpen. En natuurlijk herkennen we ook de worsteling, als een docent eens een erg moeilijke klas heeft, of als er een collega wiskunde te weinig is.

Als de basis op orde is, kunnen onze inspecteurs een andere rol nemen. Namelijk: wij willen schoolbesturen en scholen stimuleren het beste uit de leerlingen te halen. Want ook dáár hebben leerlingen recht op. Met ons vernieuwde toezicht kunnen we in gesprek gaan over de eigen ambities en visie van school en bestuur. Wat wil de school zelf bereiken? En hoe zie je dat in de klas terug? En we kunnen tegenwoordig ook formeel waardering uitspreken als een school op bepaalde onderdelen het echt goed doet. Scholen hebben veel ruimte om vanuit een eigen visie en opvattingen hun onderwijs vorm te geven, en dat moedigen we graag aan.

Vinger aan de pols van hele onderwijs

Er is trouwens ook reden om de onderwijskwaliteit verder te stimuleren, ook in het vo. Verschillende (internationale) studies laten zien dat de prestaties van leerlingen onder druk staan. En ook krijgen niet alle kinderen met dezelfde talenten dezelfde kansen. Dat vind ik al langer een reden tot zorg. Vinger aan de pols houden van het onderwijs als geheel, dat is onze derde taak, naast waarborgen en stimuleren. Anders gezegd: we onderzoeken wat er in het onderwijsstelsel gebeurt, we signaleren school-overstijgende ontwikkelingen. We analyseren bijvoorbeeld wat leerlingen helpt (of juist niet) bij de overgang van primair naar voortgezet onderwijs. En wat nodig is voor de stappen daarna. Of we doen onderzoek naar de motivatie van leerlingen. Als er knelpunten zijn, dan agenderen we die, en waar nodig brengen we betrokken partijen bij elkaar om oplossingen te vinden: onderwijsorganisaties, docenten, beleidsmakers, wetenschappers.

De Staat van het Onderwijs

Die onderzoekende en agenderende rol is misschien een wat minder bekende taak, maar naast het toezicht op afzonderlijke besturen en scholen wel een kerntaak. Zo brengen we ieder jaar in april de Staat van het Onderwijs uit, waarin we aangeven - de titel zegt het al - hoe het onderwijs ervoor staat. Kijk maar eens op onze website onderwijsinspectie.nl. Om eens iets te noemen, wist u dat bijna een kwart van de meisjes in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs op een hoger niveau zit dan het basisschooladvies? Maar dat jongens veel vaker uiteindelijk op een lager niveau uitkomen? En dan is natuurlijk de vervolgvraag: hoe komt dat, en vooral - wat kunnen we er aan doen?

Blijven leren

Het mooie is dat sommige scholen goede en slimme oplossingen bedenken voor allerlei opgaven. Er valt zoveel van elkaar te leren. Ik zou graag zien dat scholen -schoolleiders, docenten- nog meer bij elkaar zouden kijken om van elkaar te leren. Veel scholen lopen immers tegen eenzelfde soort vragen op. Dat is overigens ook een van de redenen waarom een goede school tegenwoordig op verzoek van ons de waardering Goed kan krijgen. Dat is niet alleen mogelijk gemaakt om een blijk van waardering te kunnen geven voor zo’n school, maar vooral ook vanuit de gedachte dat die scholen hun kennis en goede ideeën actief delen met collega’s. We moeten in het onderwijs blijven leren, ook van collega’s buiten de eigen school.

Hoe kunnen wij beter?

Wat wij als inspectie van het onderwijs verwachten, dat vragen we ook van onszelf. Dus: blijven kijken hoe het steeds een beetje beter kan, gebruik maken van nieuwe kennis. Zo nodigen we regelmatig wetenschappers uit die nieuwe inzichten kunnen bieden, bijvoorbeeld voor een lunchlezing op kantoor. In het stuk ‘Differentiëren: wat is het en hoe kun je het goed beoordelen?’ op pagina 14 delen we graag kennis over gedifferentieerd lesgeven, kennis die wij eerder door Trynke Keuning en Marieke van Geel aangereikt kregen.

En wij leren ook graag van docenten. Als u zelf eens een voorstel of verbetersuggestie hebt, laat het ons vooral weten. In ieder geval nodigen wij sinds een paar jaar leraren uit om met een onderwijsinspecteur een themaonderzoek uit te voeren, bijvoorbeeld rond exacte vakken, of naar Fries taalonderwijs. Docenten komen op die manier op collega-scholen en ze krijgen inzicht in het werk van de inspectie, terwijl hun eigen bijzondere expertise een aanvulling geeft op onze eigen blik. In ‘Van de ene kant naar de andere kant van de tafel…’ op pagina 17 kijkt een docent die dat deed terug op haar ervaringen.

Kortom

Kortom, werken aan goed onderwijs, dat is waar we ons elke dag gezamenlijk voor inzetten, u als docenten, als schoolleiders, als schoolbestuurders, wij als inspectie, elk vanuit de eigen rol en taak. Zodat al die brugklassers uitgroeien tot de jongvolwassenen die u op een zomeravond in de aula mag toespreken, omdat ze een welverdiend en waardevol diploma krijgen, klaar voor de volgende stap in hun persoonlijke ontwikkeling.

Ik hoop dat deze uitgave van Van Twaalf tot Achttien een prettige nadere kennismaking voor u is. En ik nodig u graag uit om ons ook eens meer persoonlijk te ontmoeten. Bijvoorbeeld bij ons congres van de Staat van het Onderwijs in april. Of op de Nationale Onderwijs Tentoonstelling in januari. Of natuurlijk misschien bij u op school.

Graag tot dan!