Het onderzoek biedt waardevolle inzichten in de burgerschapscompetenties van Nederlandse jongeren in het tweede jaar van het voortgezet onderwijs. Het internationale karakter van het onderzoek maakt het ook mogelijk om de burgerschapscompetenties van Nederlandse jongeren te vergelijken met die van leeftijdgenoten in andere landen.

Inzicht in burgerschapskennis van jongeren

Binnen het ICCS-onderzoek worden verschillende domeinen van burgerschapskennis onderscheiden. Het gaat om kennis die betrekking heeft op (1) de maatschappij en haar instellingen, organisaties en systemen; (2) democratische principes zoals gelijkheid, vrijheid en de rechtstaat; (3) vormen van burgerschapsparticipatie zoals stemmen en demonstreren; en (4) de eigen identiteit en verbondenheid met de maatschappij.

Om inzicht te krijgen in de mate waarin jongeren beschikken over burgerschapskennis, maakten zij een kennistoets. De totale ‘vragenbank’ omvatte 121 vragen, waarvan de meesten meerkeuzevragen (zie Figuur 1 voor een voorbeeldvraag), en elke leerling beantwoordde 33 vragen uit de vragenbank. Op basis van de inhoud van de kennistoets is een omschrijving gemaakt van vier niveaus van beheersing.

Beheersingsniveau A is het meest complexe beheersingsniveau en verwijst naar jongeren die relaties kunnen leggen tussen de manier waarop sociale en politieke processen werken en de toepassing en uitkomsten daarvan, zoals de gevaren van nepnieuws voor de democratie. Jongeren die scoren op beheersingsniveau B laten zien dat ze begrijpen hoe de democratie werkt en wat bijvoorbeeld de functie is van de Grondwet. Jongeren met beheersingsniveau C begrijpen de voornaamste principes van een democratische manier van samenleven (zoals vrijheid of gelijkheid). Beheersingsniveau D correspondeert met basale kennis, zoals dat iedereen gelijk is voor de wet en het belang van geheime stemmingen bij verkiezingen. Tot slot zijn er ook nog jongeren die scoren onder beheersingsniveau D. Hiervoor is geen inhoudelijke omschrijving, anders dan ‘onder het minimale niveau’. Elk hoger niveau veronderstelt dat ook de kennis van de lagere niveaus wordt beheerst.

Relatief weinig burgerschapskennis

Tabel 1 laat het aandeel jongeren per beheersingsniveau zien. Ongeveer één op de drie Nederlandse jongeren haalt het hoogste beheersingsniveau. De interpretatie van dit getal is op zichzelf echter weinig betekenisvol; er zijn geen wettelijke eisen aan het kennisniveau dat van jongeren verwacht wordt. Wel biedt de vergelijking met andere landen interessante informatie. Zo is bijvoorbeeld te zien dat het percentage jongeren met het hoogste beheersingsniveau vrijwel gelijk is aan het internationale gemiddelde.

Tabel 1. Verdeling van leerlingen over beheersingsniveaus burgerschapskennis, in percentages

De onderzoekers hebben uit alle 24 deelnemende landen vier landen geselecteerd die een betekenisvolle vergelijking met Nederland bieden: Denemarken, Noorwegen, Zweden en de Duitse deelstaat Noordrijn Westfalen. Deze landen zij vergelijkbaar met Nederland in hun score op de human development index, de freedom in the world index en de democracy index. Wanneer we de beheersingsniveaus vergelijken met deze landen, zien we dat Nederlandse jongeren lager scoren dan hun leeftijdsgenoten in alle vier de vergelijkingslanden. Dat beeld is gelijk aan de situatie in 2016; de vorige keer dat het onderzoek uitgevoerd werd.

Voor vrijwel alle landen die ook in 2016 aan de studie deelnamen, geldt dat de gemiddelde scores in de afgelopen jaren gedaald zijn. Zo ook in Nederland. We zijn terughoudend om dit aan een specifieke oorzaak toe te schrijven, maar het is goed denkbaar dat de schoolsluiting tijdens de coronapandemie een negatieve impact heeft gehad op het (gehele) onderwijs en wellicht specifiek in het leren rond burgerschap. Dat Nederlandse jongeren zowel in 2016 als in 2022 gemiddeld over minder burgerschapskennis beschikken dan leeftijdgenoten in vergelijkbare landen, wijst op het belang van blijvende aandacht voor het bevorderen van deze kennis.

Brede steun voor democratische principes, maar minder dan elders

De houdingen van jongeren zijn in kaart gebracht door middel van een vragenlijst waarin zij konden aangeven in welke mate zij stellingen onderschrijven ten aanzien van diverse kwesties die relevant zijn voor burgerschap. Denk bijvoorbeeld aan de mate waarin zij gelijkheid van mannen en vrouwen onderschrijven, tevreden zijn met het Nederlandse politieke systeem, of vertrouwen hebben in hun eigen burgerschapsvaardigheden.

Het beeld ten aanzien van de burgerschapshoudingen van Nederlandse jongeren is gemêleerd. In positief opzicht valt op dat Nederlandse jongeren in hoge mate democratische principes onderschrijven, vertrouwen hebben in politieke en maatschappelijke instituties en van plan zijn later te gaan stemmen. In absolute zin is een hoge mate van steun voor deze principes en instituties zichtbaar, hoewel ook opvalt dat een niet-verwaarloosbare minderheid negatief antwoordt (dat gaat ten slotte om circa twee à drie op de tien jongeren). Dat beeld komt overeen met ander onderzoek naar steun voor democratische waarden onder jongeren.

Een nadere beschouwing van Nederlandse jongeren in vergelijking met andere landen laat zien dat de steun voor gelijkheid in Nederland achterblijft bij de vier vergelijkingslanden: jongeren schatten hun burgerschapsvaardigheden lager in dan leeftijdsgenoten in vergelijkingslanden, en hoewel veel jongeren zeggen te willen gaan stemmen, is ook dat percentage lager dan in andere landen.

Conclusie

Het overkoepelende beeld is dat de burgerschapscompetenties van Nederlandse jongeren achterblijven bij leeftijdgenoten in vergelijkbare landen. Voor burgerschapskennis betekent dat dat Nederlandse jongeren over relatief minder kennis beschikken. Voor burgerschapshoudingen onderschrijft de grote meerderheid van jongeren democratische principes, maar het aandeel leerlingen dat dat niet doet is groter dan in vergelijkbare landen.

Voorbeeldvraag kennistoets burgerschap

Tom wordt beschuldigd van een ernstig misdrijf. Toms vader is een belangrijk politicus. Wanneer de politie erachter komt dat Toms vader een belangrijk politicus is, laten ze de aanklacht vallen en mag Tom gaan.

Vraag: Waarom is het gedrag van de politie ondemocratisch?

a) In een democratie is iedereen onschuldig totdat het tegendeel bewezen is.

b) In een democratie mag de politie iemand niet beschuldigen van een misdrijf.

c) In een democratie hebben alle burgers recht op een advocaat.

d) In een democratie geldt de wet voor iedereen gelijk.*

*) Geeft juiste antwoord weer.

Meer weten?

www.iccsnederland.nl

Daas, R., ten Dam, G., Dijkstra, A.B., Karkdijk, E.M., Naayer, H.M., Nieuwelink, H., & van der Veen, I. (2023). Burgerschap in Beeld. Burgerschapscompetenties en burgerschapsonderwijs in vergelijkend perspectief. Amsterdam University Press.