In alle afwegingen en discussies rond keuzes voor corona-maatregelen en versoepeling daarvan zijn kinderen en jongeren de afgelopen weken vooral een factor. Het gaat over hun besmettingsgraad, over hun wel of niet naar school mogen en over het beïnvloeden van hun gedrag voor het indammen van het virus.

Hoewel leraren, ouders en hulpverleners hun zorgen uitten, zijn maar weinig maatregelen vanuit een pedagogisch perspectief vormgegeven. Zo’n perspectief gaat nooit alleen over kinderen of over hun gedrag, maar over de vraag hoe wij als volwassenen, privé of professioneel, met hen in relatie staan; welk beeld van volwassenheid wij voor hen voor ogen hebben en hoe wij hen in hun ontwikkeling kunnen begeleiden.

Nu de scholen gedeeltelijk weer openen maakt het voor de vorming van kinderen en jongeren uit of leraren angstig zijn in het contact of juist niet, of er plexiglas tussen hen en hun leraar komt en of strikte looproutes en afstandsregels straks twistpunten worden die zorgen voor een nieuw soort ordeproblemen op school. Het maakt vooral uit of wij leerlingen hierin reduceren tot factor of dat wij hierin samen met hen optrekken.

Eens te meer is in de afgelopen weken duidelijk geworden dat de school voor kinderen en jongeren geen winkel is waar zij kennis komen halen. De school ís hun wereld en het sluiten van de school heeft het sluiten van een deel van hun wereld betekend.

In die wereld komen normaal gesproken leerlingen en leraren bij elkaar mét een bepaalde bedoeling: de ontwikkeling van kennis, kunde, verantwoordelijk en verbondenheid met anderen om in de wereld te kunnen en willen zijn.

In de afgelopen weken vond deze ontmoeting plaats in een digitale ruimte, ergens tussen school en thuis. De bedoeling bleef dezelfde, de leerling bleef dezelfde, alleen de ontmoetingsruimte en het instrumentarium van de leraar veranderden volledig. Direct na de sluiting van de scholen besloten we daarom met het lectoraat de Pedagogische Opdracht ouders en leraren te volgen in het vervullen van hun nieuwe rollen in deze nieuwe gecreëerde werkelijkheid. Zij hielden dagboeken bij en we spraken hen wekelijks in kleine groepjes.

Wat in onze eerste bevindingen het meest in het oog springt is de sterke mate waarin processen van kwalificatie samenhangen met processen van persoonsvorming. Tevens springt in het oog hoe sterk het meer technische, didactische instrumentarium van leraren is verweven met het gevoelsmatige. Én hoe ouders veelal juist dat technische instrumentarium missen om het willen en kunnen van hun kinderen te ondersteunen.

Tevens springt in het oog hoe sterk het meer technische, didactische instrumentarium van leraren is verweven met het gevoelsmatige.

Zo schreef een lerares in haar onderzoeksdagboek: “Ik kreeg het gevoel, kon ik maar bij je zijn”. Via de digitale weg legde ze een rekenopdracht uit aan een getraumatiseerde, uit oorlogsgebied gevluchte leerling. Deze klapte dicht toen hij het niet snapte, nog niet 'tot leren in staat wanneer iets hem niet lukt'. Met het managementteam besloot de lerares de leerling elke dag naar school te laten komen. In de gedeelde fysieke ruimte kon de lerares haar hele instrumentarium inzetten en kon de leerling weer leren.

Een ouder schreef in haar dagboek dat haar zoon weinig zelfvertrouwen heeft op het gebied van schoolwerk. Ze beschreef zijn woorden van frustratie: “zie je wel, ik kan het niet”. Ze beschreef de spanning die ze ervoer in haar rol als moeder nu ze ondervond dat zij zelf het schoolwerk niet kon uitleggen. Ze vroeg de lerares de opdracht uit te leggen en zag haar zoon “opleven”.

Ouders van pubers beschreven hoe zij hun rol in het begeleiden van het schoolwerk heel serieus namen, dat zij “bovenop het schoolwerk gingen zitten” en op enorme weerstand van hun puberkinderen stuitten. Deze pubers bleken gebaat bij meer vrije ruimte om hun eigen tijd in te delen maar hadden tegelijkertijd meer een-op-een contact met hun docenten nodig.

De afgelopen periode is duidelijk geworden dat het unieke instrumentarium van leraren techniek en gevoel behelst. Daarnaast is de speciale waarde van de wederkerige relatie tussen leraren en leerlingen heel zichtbaar geworden. Om beide inzichten recht te doen is het nodig om in de komende periode het pedagogisch perspectief nadrukkelijk een plek te geven. Om bij het vormgeven van de nieuwe werkelijkheid de juiste vragen te stellen: onder welke omstandigheden en op welke manier kunnen leraren hun unieke instrumentarium optimaal inzetten en op welke manier kunnen zij samen met de leerlingen een (schoolse) wereld creëren die leerlingen helpt en uitnodigt te zijn en volwassen te worden?

Mascha Enthoven is lector De Pedagogische Opdracht, Hogeschool Inholland.