Dit is de kern van een mogelijke curriculumherziening en van het wetsvoorstel 'Verduidelijking burgerschap in het funderend onderwijs'. Het eerste wacht op politieke besluitvorming en het tweede ligt nu bij de Eerste Kamer. De nieuwe wet beoogt dat scholen respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat bijbrengen; sociale en maatschappelijke competenties gericht op bijdragen aan de samenleving versterken en de school laten fungeren als oefenplaats voor basiswaarden. Als de wet naar verwachting begin augustus van kracht is, wordt burgerschapsonderwijs voor scholen minder vrijblijvend.Voor de curriculumherziening wordt momenteel voorwerk uitgevoerd.

Alderik Visser en Coen Gelinck, curriculumontwikkelaars bij SLO, zijn blij met de aanscherping. Beiden stonden jarenlang voor de klas en zijn nauw betrokken bij de curriculumontwikkeling voor burgerschapsonderwijs. Coen is tevens werkzaam als lerarenopleider maatschappijleer en maatschappijwetenschappen bij de Universiteit van Amsterdam. ‘Scholen hebben al sinds 2006 de verplichting om in het curriculum aandacht te geven aan aspecten van burgerschap. Nu de burgerschapsopdracht aan scholen verduidelijkt wordt, zullen zij echt een stevige plek in hun onderwijsprogramma moeten inruimen.’

Democratie en diversiteit

Parallel aan de wetswijziging loopt ook een curriculumherziening, waarin burgerschap een leergebied is. In aanloop naar deze curriculumherziening zijn bouwstenen geformuleerd die als basis kunnen dienen voor nieuwe kerndoelen en eindtermen. Voor burgerschap zijn tien bouwstenen beschreven: vrijheid en gelijkheid, macht en inspraak, democratische cultuur, identiteit, diversiteit, solidariteit, digitaal samenleven, duurzaamheid, globalisering en technologisch burgerschap. Het uitgangspunt is dat scholen hierbij voldoende ruimte krijgen voor een eigen invulling.
Burgerschapsonderwijs gaat over de ontwikkeling van leerlingen tot democratische burgers. Ze krijgen daarvoor kennis en vaardigheden aangeboden en worden gestimuleerd eigen opvattingen te ontwikkelen en een democratische houding te vormen. In de voorstellen wordt de kern gevormd door democratie en diversiteit, waarbij de basiswaarden vrijheid, gelijkheid en solidariteit centraal staan.
Internationaal onderzoek laat volgens Alderik zien dat politieke socialisatie bij jongeren vooral plaatsvindt vanaf 16, 17 jaar. “Maar voor die tijd kun je al veel aan democratische vorming doen. Wat leerlingen aan burgerschapsonderwijs voorgeschoteld krijgen op de basisschool en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs kan juist cruciaal zijn om een stabiele basis te leggen.”

Het kabinet is demissionair, maar demissionair minister Slob heeft in een Kamerbrief heeft laten weten dat voor een aantal vakken een vakvernieuwing niet kan wachten. Volgens Slob is het nodig dat SLO voorbereidend werk verricht, om vast te stellen waar bepaalde aspecten van burgerschap en digitale geletterdheid in de verschillende examenprogramma”s een plek moeten krijgen. Anders bestaat het gevaar dat deze thema”s geen plek krijgen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, aldus de demissionaire minister.
De huidige vakken in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs blijven gehandhaafd. Er zullen geen vakken bijkomen. ‘Dus we weten al’, concludeert Alderik, ‘dat er geen apart vak burgerschap komt.’ Hij verwacht dat een groot deel van het burgerschapsonderwijs ondergebracht wordt bij maatschappijleer, maar hij ziet ook duidelijk kansen bij vakken als Nederlands en CKV in het gemeenschappelijk deel. Het voorbereidende werk van SLO moet hier beter inzicht in geven. Uiteindelijk worden keuzes daarover door toekomstige vakontwikkelcommissies van relevante vakken gemaakt.

Voor burgerschap zijn tien bouwstenen beschreven: vrijheid en gelijkheid, macht en inspraak, democratische cultuur, identiteit, diversiteit, solidariteit, digitaal samenleven, duurzaamheid, globalisering en technologisch burgerschap.

Ankerpunten

Op dit moment kijkt SLO waar de belangrijkste thema”s in de vakken van het gemeenschappelijk deel een herkenbare positie kunnen krijgen. Alderik: “Vervolgens onderzoeken we in welke profielvakken verdieping kan plaatsvinden. Tot slot zullen we adviezen aanreiken voor onderdelen van burgerschap waar scholen een eigen invulling aan kunnen geven, bijvoorbeeld in de mentorlessen, bij levensbeschouwing of filosofie.” Coen benadrukt dat er zeker logische ankerpunten zijn voor burgerschap in de bestaande vakken, maar dat ook creatieve oplossingen denkbaar zijn. ‘Je zou bijvoorbeeld leerlingen bij het vak Nederlands bepaalde literatuur, non-fictie of kortere teksten kunnen laten lezen, die hun kennis op onderdelen van burgerschap doen toenemen. Bij een vak als CKV kun je veel doen met opdrachten om leerlingen te laten oefenen in empathie, dus in het inleven in de standpunten van anderen. Het is vooral van belang dat je er als school voor zorgt dat elke leerling in het gemeenschappelijk deel in aanraking komt met de meest cruciale onderdelen van burgerschap.’

Burgerschap straks in de praktijk

Voor leerlingen wordt de school een oefenplaats voor democratie en omgaan met diversiteit. Leerlingen leren hoe ze actief mee kunnen doen in een democratische cultuur. Ze leren over besluitvormingsprocessen en de invloed die zij hierop uit kunnen oefenen, passend bij hun situatie en mogelijkheden. Burgerschapsonderwijs daagt leerlingen ook uit om verbanden te leggen tussen hun eigen leefwereld en de grote maatschappelijke opgaven. Het gaat om globalisering, duurzaamheid en technologie. Leerlingen leren kritisch na te denken en te reflecteren op complexe, vaak ethisch geladen problematiek. Door hun mogelijkheden te ontdekken om zelf iets te doen aan deze vraagstukken, ontwikkelen leerlingen een actieve houding. Zij leren in gesprek te gaan met anderen en elkaars standpunten te bevragen. Zo ontwikkelen zij hun eigen opvattingen. (Bron: Curriculum.nu)

Inventariseer wat op school al gebeurt

Met de wet verduidelijking burgerschap in het vooruitzicht adviseren beide leerplanontwikkelaars van SLO scholen hun visie op burgerschap op korte termijn nog eens tegen het licht te houden. Vervolgens is het zaak dat scholen inventariseren wat ze in hun onderwijsprogramma al aan burgerschap doen. ‘Daar kun je de bouwstenen van het ontwikkelteam burgerschap naast leggen’, raadt Coen aan. ‘Redelijkerwijs zullen zij het startpunt vormen voor de ontwikkeling van eindtermen en mogelijk ook kerndoelen voor burgerschap in het vernieuwde curriculum.’
Dat burgerschap nu een minder vrijblijvende plek in het curriculum krijgt, betekent ook iets voor lerarenopleidingen en nascholingsinstituten, merkt Coen op. ‘Voor leraren maatschappijleer gaat het vooral om een uitbreiding van hun repertoire, voor andere vakken in bijvoorbeeld het gemeenschappelijk deel is burgerschap een nieuw element. Bij burgerschapsonderwijs gaat het om kennis, houding en vaardigheden. Met kennis en vaardigheden draag je bij aan het bepalen van een houding, denk aan het opkomen voor democratie en rechtsstaat als die door radicalisering en polarisatie onder druk dreigen te komen.’

Extra inspanningen

Ideaal, aldus Alderik, is voor alle leerlingen, van vmbo tot en met vwo, bij burgerschap dezelfde doelen te stellen. ‘De samenleving is er immers bij gebaat dat het onderwijs alle jongeren dezelfde handvatten biedt. Vmbo-leerlingen hebben alleen wel minder tijd en ze zijn jonger op het moment dat ze uitstromen. Onderzoek wijst echter uit dat ze op dit moment slechter bediend worden als het gaat om burgerschap dan havo- en vwo-leerlingen. Om de verschillen zo klein mogelijk te houden, kun je overwegen de inspanning voor vmbo-leerlingen om zich burgerschap eigen te maken, te vergroten. Voor het burgerschapsonderwijs op het vmbo is het daarom ook belangrijk dat de aansluiting op het curriculum van het mbo goed geregeld is.’