De standaardleesles bestond lange tijd uit het lezen van een min of meer willekeurige tekst van een bij de gemiddelde leerling passend niveau en het beantwoorden van vragen op tekstniveau. Lezen en ook daadwerkelijk begrijpen wat er staat vereist concentratie en de vaardigheid om inhoud te verbinden aan eigen voorkennis en informatie uit verschillende andere bronnen. Prenger en Van Silfhout zien tot hun vreugde dat het leesonderwijs zich steeds meer richt op de inhoud van teksten, zowel in het primair als voortgezet onderwijs. ‘Voorheen ging het vaak over tekstkenmerken en veel minder over de inhoud van teksten. Terwijl je juist met rijke teksten kunt aansluiten bij de interesses van leerlingen en hen veel meer kansen geeft voor hun taal- en denkontwikkeling’, legt Prenger uit.
‘Aan het eind van de basisschool moeten alle kinderen technisch kunnen lezen’, benadrukt Van Silfhout. ‘Met name in het vmbo zien we te veel leerlingen met leesproblemen, blijkt uit ondere andere het PISA-onderzoek. Je krijgt bovendien nooit plezier in lezen als je het onvoldoende kunt.’ Beide experts zijn ervan overtuigd dat je met de juiste didactiek, inhoud en opbouw in moeilijkheidsgraad nagenoeg alle leerlingen vlot en vaardig kunt leren lezen.

Motivatie

Uit onderzoeken is bekend dat verschillende aspecten bijdragen aan de motivatie van kinderen en jongeren. Het werken met aansprekende thema’s is er daar een van. ‘Dat wil niet zeggen dat teksten altijd leuk moeten zijn, maar ze moeten de doelgroep wel aanspreken’, licht Van Silfhout toe. ‘Ook de mate van keuzevrijheid speelt mee bij de motivatie van de leerlingen. Wat hen ook stimuleert, is te ervaren dat ze groeien in hun kennis en vaardigheden. Kennisvermeerderen doe je bovendien door interactie. Een motiverende factor die je heel mooi tussen klasgenoten kunt bewerkstelligen. Tot slot dragen succeservaringen enorm bij aan de motivatie.’
Heb je zo’n aansprekend thema gevonden, dan kun je de teksten in oplopende moeilijkheidsgraad aanbieden, waarbij je kunt putten uit kortere en langere teksten, achtergrondartikelen en non-fictie en fictieboeken. ‘Multi document design is in het literatuuronderwijs al jaren een begrip’, betoogt Van Silfhout. ‘En door die opbouw, in de didactiek scaffolding genoemd, zorg je er ook voor dat je alle leerlingen ‘bij de les’ houdt’, vult Prenger aan.
Beiden benadrukken dat als je losse teksten gebruikt, de kans kleiner is dat leerlingen kennis hebben van het onderwerp en ze dus iets met de tekst kunnen. Prenger: ‘Laat leerlingen gezamenlijk kennis opbouwen over een thema, door samen met hen verschillende teksten in al hun verschijningsvormen - mondeling, film, geschreven - te lezen en te bespreken. Begin met eenvoudige teksten en werk toe naar rijke teksten waarvoor ze echt voorkennis nodig hebben en waar ze uitdaging in vinden. Door via deze opbouw te werken, kunnen alle leerlingen meedoen en worden leerlingen gretiger en enthousiaster om meer over het onderwerp te gaan lezen en hun nieuwe kennis te delen. Zo groeien ze in hun kennisontwikkeling en taalontwikkeling. Dat geldt zowel voor basisschoolleerlingen als voor leerlingen in het voortgezet onderwijs.’
In coronatijd, met afstandsonderwijs, zijn leerlingen door het maken van werkbladen met vragen bij teksten vaak te weinig uitgedaagd in het leesonderwijs, vermoeden beiden. Prenger en Van Silfhout adviseren daarom om de komende tijd vooral in te zetten op het lezen en daarbij gebruik te maken van de kenmerken van effectieve leesdidactiek zoals hierboven beschreven, dus met gebruikmaking van rijke teksten, modeling, scaffolding, peer lezen en het organiseren van interactie, bijvoorbeeld in break out rooms.

‘Zowel in po als vo is het belangrijk om fictie en non-fictie te mengen. Juist dan bevorder je het leesplezier.’

Opbouw en afstemming

Beide taalexperts vinden een doorlopende leerlijn vanaf groep 3 van de basisschool tot en met de eindexamenklas in het voortgezet onderwijs van cruciaal belang voor goed leesonderwijs. ‘Het zou goed zijn die doorlopende leerlijn zichtbaar te maken in de doelen en didactiek. In het basisonderwjis kun je coherente tekstcollecties aanbieden, die oplopen in moeilijkheidsgraad. In het voortgezet onderwijs kun je leerlingen vaker de opdracht geven deze coherente tekstcollecties met elkaar samen te stellen’, legt Prenger uit. ‘Zowel in po als vo is het belangrijk om fictie en non-fictie te mengen. Juist dan bevorder je het leesplezier.’ ‘En vergeet bij de fictie ook de poëzie niet’, vult Van Silfhout aan.
Leesonderwijs verbinden met thema’s uit bijvoorbeeld de zaakvakken is in het basisonderwijs makkelijker dan in het voortgezet onderwijs, omdat je als leraar de hele dag dezelfde groep voor je hebt en alle vakken geeft. Van Silfhout: ‘Maar ook in het vo kunnen leraren van verschillende vaksecties leerlijnen van vakken die elkaar kunnen versterken, naast elkaar leggen en opdrachten op elkaar afstemmen. Als leerlingen bij Nederlands geleerd hebben waar een goede recensie of een goed onderzoeksverslag aan moet voldoen, dan kunnen ze, als ze die opdracht bij respectievelijk CKV en biologie krijgen, hun cognitieve aandacht veel meer bij de vakinhoud leggen.’
‘Het moet echter niet zo zijn dat taalonderwijs bij leraren van de andere vakken terechtkomt’, waarschuwt Van Silfhout. ‘De winst zit ‘m veel meer in opbouw van leerlijnen en afstemming met de leraren Nederlands, zodat leerlingen inderdaad bij Nederlands leren hoe ze vaardig worden in lezen en verschillende tekstgenres leren begrijpen, zodat ze deze vaardigheden in kunnen zetten bij de andere vakken. En dat leraren van andere vakken weten hoe ze feedback en taalsteun kunnen geven aan leerlingen.’

Rijke teksten

Om inspiratie op te doen voor het verzamelen en samenstellen van collecties van rijke teksten geven Prenger en Van Silfhout als tip om samen te werken met de plaatselijke bibliotheek en te grasduinen in een groot scala aan tekstbanken (zie de suggesties onderaan dit artikel). Ook kiezen steeds meer scholen ervoor (weer) een eigen schoolbibliotheek op te bouwen. Prenger en Van Silfhout zijn bovendien erg enthousiast over initiatieven als ‘De grote vriendelijke podcast’ (www.degrotevriendelijkepodcast.nl), de eerste Nederlandse podcast over jeugdliteratuur van de kinderboekrecensenten Jaap Friso en Bas Maliepaard. Dit soort initiatieven helpen leraren om zelf goed op te hoogte te zijn van (jeugd)literatuur.
Van Silfhout: ‘Veel scholen hebben naast de leesdidactiek voor begrijpend lezen ook een voorlees- en vrijlezen-beleid. Ons advies is om dit niet per se te van elkaar te scheiden. Juist de koppeling van het (voor)leesboek aan het thema draagt bij aan de kennisopbouw. Prenger wil over de vrije leestijd nog wel opmerken dat die vaak erg kort is. ‘Maak van die tien minuutjes aan het begin van een les gerust twintig minuten tot een half uur. In tien minuten zit je net in een verhaal en dan is het zonde om het af te kappen. Als dat te veel lestijd kost, doe het dan niet elke schooldag, maar drie dagen in de week. Dat zet echt meer zoden aan de dijk om van leerlingen gemotiveerde lezers te maken. Zijn ze enthousiast over een gelezen boek, laat ze bijvoorbeeld via speeddatesessies hierover vertellen.’
Van Silfhout: ‘Omdat thuis over het algemeen minder vaak ‘diep’ gelezen wordt, is de urgentie om leerlingen op school leesvaardig te maken wel groter geworden. Natuurlijk blijft de concurrentie met de schermpjes een lastige, maar in het onderwijs zullen we er alles aan doen om ervoor te zorgen dat ook deze generatie verschillende soorten teksten begrijpt, erover in gesprek gaat én kan gebruiken.’

Verder lezen:
Op www.lezeninhetvmbo.nl/succesfactoren#quickscan vind je de quickscan om te zien waar het leesonderwijs op jouw school staat, ook relevant voor havo/vwo-scholen.
Een prachtige brochure van Lucas Onderwijs voor hun collega’s, maar ook erg inspirerend voor anderen: https://www.lucasacademie.nl/themalijnen/lezen.

Suggesties voor rijke tekstcollecties:
www.themaplein.nl
www.klassenteksten.nl
https://slimme-teksten.nl/
https://leesbevorderingindeklas.nl/tiplijsten
www.natgeojunior.nl
www.sciencespace.nl
www.museumjeugduniversiteit.nl
Een deel van deze aanbieders richt zich specifiek op het basisonderwijs, maar veel teksten zijn ook geschikt voor onderbouwleerlingen van het voortgezet onderwijs.