Bokslag: ‘Ik ben dyslectisch en dit leek destijds een betere weg naar de hts dan via een havo-examen.’ Hij werkte 17 jaar bij verschillende bedrijven maar was toen toe aan een grondige switch. ‘Ik heb gekozen toen voor het onderwijs. De keuze voor het vak wiskunde was vooral ingegeven doordat ik daarmee het meest gunstige loopbaanperspectief had, want minder vanwege passie voor het vak. Het ging mij vooral om het docentschap.’

Wiskunde

Hoe beziet Bokslag inmiddels het leraarschap wiskunde? Wat reikt hij aan? Bokslag: ‘Wiskunde leert logisch denken, zaken stap voor stap verwerken. Het helpt je de wereld om je heen in te delen en te vertalen naar cijfers die zorgen voor ordening. Het gaat niet altijd om de formule die je leert toepassen of de rekenmanieren hoewel die ook handig en belangrijk zijn. Door wiskunde te doen train je je hersens om op een gestructureerde manier te denken.’ En het leraarschap daarin? ‘Het raakt mij als ik merk dat een leerling succes heeft, succes beleeft. Dat is het sterkst bij een leerling die een negatief beeld heeft over zijn eigen kunnen. Dat het dan toch lukt om de wiskunde opgaven op te lossen, dat is dan wel een feestje dat ‘we’ kunnen vieren. En dat feestje reikt vaak verder dat alleen een gevoel van succes voor wiskunde. Het gaat om algemeen zelfvertrouwen. Je ziet de leerling dan bijna letterlijk groeien. Als docent wiskunde en rekenen zie ik als belangrijkste taak de leerling zijn of haar zelfvertrouwen te laten groeien door de lesstof zo aan te bieden dat ze het kunnen en succes kunnen beleven.’

Docentschap

Het docentschap heeft voor Bokslag te maken met uren maken voor de klas, je rugzak vullen met ervaringen om zo op steeds meer situaties een passend antwoord te hebben. ‘Lesgeven vind ik een complexe taak. Eerst natuurlijk je organisatie, je lessenplanning, afstemming met het jaarrooster de cultuur van de school en dan de afstemming op je leerlingen, ieder met zijn eigen verhaal. Ik vind het heel interessant alle leerlingen te leren kennen.

Het docentschap heeft voor Bokslag te maken met uren maken voor de klas, je rugzak vullen met ervaringen om zo op steeds meer situaties een passend antwoord te hebben.

Met wiskunde heb je dan het voordeel dat je elke klas regelmatig hebt waardoor je de leerlingen sneller leert kennen. Voor een beginnende docent is het belangrijk een ervaren maatje te hebben, een buddy. Iemand die je makkelijk even een vraagje kunt stellen, laagdrempelig, die je gerust kan stellen en relativeren. Leerzaam vind ik ook om samen met collegae te spreken over de mens die achter die leerling zit die je in de klas ervaart. Waarom vertoont die het gedrag dat je ziet? Welke vraag schuilt daarachter? Wat heeft het kind nodig? Daarover raak je nooit uitgeleerd. Het kind kan jou dus ook wat leren.’

Contact met collega’s

Albert Bokslag hecht aan contact met collega’s. Dat kan betrekking hebben op het vak en de verbinding tussen vakken. ‘Het is goed als mijn collega natuurkunde en ik als docent wiskunde van elkaar te weten hoe je omgaat met bepaalde berekeningen. Het helpt de leerlingen zeer als je daarin dezelfde stijl en opbouw gebruikt. Hierdoor herkennen de leerlingen eerder dat iets dat ze bij wiskunde geleerd hebben bij natuurkunde terugkomt.’ Maar net zo goed kan het gaan over leerlingen. Bokslag: ‘Wat niet specifiek met het vak te maken heeft maar wel belangrijk is het met collegae die dezelfde klas lesgeven te spreken hoe die de klas ervaart en positieve tips heeft over wat goed werkt bij de klas of een bepaalde leerling. Meer integratie van de vakken brengt de docenten makkelijker bij elkaar. Nu is dat vaak nogal gescheiden.’

Vrije school

Dat Albert Bokslag werkt op een vrije school heeft de uitoefening van het leraarschap zeker beïnvloedt. “Het heeft mij bijvoorbeeld veel geleerd over de verschillende benadering van leerlingen van verschillende leeftijden. Dat bepaalde onderwerpen zoals grafieken beter begrepen worden door leerlingen van 15 a 16 jaar dan door een twaalfjarige. Ze herkennen de samenhang tussen de formule enerzijds en de grafiek anderzijds beter. Verder is het hoofdonderwijs (1) bijzonder en heeft mij als docent veel gebracht. Hoofdonderwijs wordt is bij ons verdeelt in periodes van 3 weken waarbij je elke ochtend een klas de eerste 90 minuten van de dag lesgeeft. Het gaat zonder boek en de leerlingen maken hun eigen aantekeningen en werken dat uit in hun hoofdonderwijsschrift. De onderwerpen zijn passend bij de leeftijd en zijn bedoeld als ontwikkelstof, om de leerling te ondersteunen bij zijn ontwikkeling. Het is voor een deel ook geen examenstof. Dit geeft ruimte als docent er je eigen verhaal van te maken. In het begin vond ik dat wel zwaar maar inmiddels heb ik daar voldoende ervaring mee en merk ik dat ik telkens nieuwe manieren vind om de stof te behandelen. Doordat je de klas drie weken elke ochtend lesgeeft leer je de leerlingen heel goed kennen en dat vind ik telkens weer bijzonder. Je krijgt echt een band met de klas.’

Stapelen

In de kamerbrief van de ministers Slob en Van Engelshoven over het nieuwe bevoegdhedenstelsel staat: “De stap naar een ander vak of andere sector binnen het onderwijs blijkt vaak te groot. Zeker omdat dan naast de drukke baan in het onderwijs ook nog een nieuwe opleiding gevolgd moet worden en een nieuwe bevoegdheid gehaald. Het moet daarom mogelijk worden om bevoegdheden over de verschillende sectoren (po, vo, mbo) heen te stapelen. Een leraar kan dan kiezen voor een bevoegdheid voor één doelgroep (vmbo, havo, etc) over vakken heen. Of andersom; één vakspecialistische bevoegdheid voor meerdere doelgroepen. De combinatie van beide varianten is ook mogelijk en sluit aan bij de huidige bevoegdheden, die blijven bestaan.” Wat dat voor het docentschap van Albert Bokslag zou betekenen? Hij kan zich daarbij wel wat voorstellen en blijft hierin gericht op de ontwikkeling van de leerling. ‘Ik denk dat zo’n verbreding wel interessante mogelijkheden biedt. Een ander vak geeft toch weer nieuwe impulsen aan je vak; leerlingen reageren anders op verschillende vakken. Het is een verrijking dat te ervaren. Zelf heb ik naast wiskunde ook rekenen geven wat natuurlijk dicht bij elkaar ligt en toch zijn die lessen al anders. En natuurlijk kun je dan ook aan een klas meerdere vakken geven waardoor je de leerling beter leert kennen wat ik zelf een groot voordeel vind. Ik ben niet bang voor een negatief effect op de vakinhoud. Ik zie alleen voordelen van de betere menging van de secties en de mogelijkheid als docent meerdere vakken aan dezelfde klas te geven.’

Onderwijs draait om mensen, dat is de sterke overtuiging van Albert Bokslag. ‘Over mensen en hun ontwikkeling. Daarmee bezig zijn was iets dat in het bedrijfsleven onder druk van economische modellen minder goed aan bod kwam, en wat mij nu, in het onderwijs, juist verrijkt.’

Albert Bokslag is docent wiskunde, voorzitter van de wiskunde sectie, rekencoördinator en mentor van de Kunst en Ambacht klas op het Karel de Grote College in

 

(1) Het hoofdonderwijs is het onderwijs dat een beroep doet op de verstandelijke vermogens, het wordt op de vrije school altijd ’s ochtends gegeven.