Lex Jussen is directeur personeel van het Heerbeeck en het Kempenhorst College. Hij ziet ook op ‘zijn’ scholen een flinke werkbelasting, en erkent dat die niet altijd eenvoudig is weg te nemen. Karsten Köhler, docent natuurkunde op het Heerbeeck College en lid van de werkgroep ontwikkeltijd, illustreert dit: ‘Al lijkt het aantal lesuren en taken op papier prima in orde, in de praktijk zie je toch piekperiodes ontstaan waar je moeilijk tegenop kunt boksen.’

Team

Dat werkdruk veel verder gaat dan het aantal ingeroosterde uren, weten onderwijsmensen maar al te goed. Ook Jussen is zich daar terdege bewust van en werkt daarom met zijn collega’s sinds een paar schooljaren aan duurzaam personeelsbeleid waarin persoonlijk leiderschap, gezondheid en innovatie een grote rol spelen. Zo kunnen docenten in de toekomst wellicht mindfulness-cursussen volgen en traint een schoolteam binnenkort waarschijnlijk voor de marathon van Eindhoven. Dit en meer draagt bij aan de gezondheid en het welbevinden van het personeel. ‘Als je goed in je vel zit en je je gesteund weet door een team van collega’s, werk je intelligenter en met meer plezier en energie. Dan daalt zowel de reële werkdruk als de beleving ervan.’

De aanstaande vermindering van het aantal lestaken en de bijkomende ontwikkeltijd past volgens Jussen heel goed op de weg die de scholen al zijn ingeslagen, maar dat wil niet zeggen dat de overgang eenvoudig zal zijn: ‘Een projectgroep verkent bijvoorbeeld momenteel de mogelijkheid van een 45-minuten rooster. Op die manier wordt de lestijd onmiskenbaar minder, maar gaat de werkdruk daarmee vanzelf omlaag? Is E-learning een mogelijkheid? En wat als we het onderwijs minder klassikaal inrichten?’

Ook Köhler gaat niet over één nacht ijs: ‘Het moet goed doordacht zijn, want op school werkt niemand op een eiland. Wanneer de ene vakgroep of docent een wijziging wil doorvoeren, heeft dat effect op andere leraren. Niet alleen roostertechnisch, maar ook vakinhoudelijk.’ Wat er ook zal veranderen, voor de bèta-leraar staat vast dat het bottom-up zal zijn: ‘Op deze school gaan we in dialoog met elkaar, met als vertrekpunt dat we ons kwetsbaar op kunnen stellen. We weten en kunnen niet alles zelf, maar samen willen we eruit komen.’

Werkplezier

Werkdruk verminderen betekent niet alleen het aantal werkzaamheden terugbrengen, het gaat om samen werken aan een slimme organisatie. ‘Waarom zou de ene leraar zijn ontwikkeluren niet kunnen ruilen met de lestaken van de ander?’, vraagt Köhler zich af. Zijn collega sluit zich daarbij aan: ‘Iedereen heeft zijn drijfveren om in het onderwijs te werken. Als de een dan meer les wil geven en de ander meer taken buiten de les wil oppakken, dan moet je daar vooral voor zorgen. Het werkplezier neemt dan toe.’

Niet harder werken, maar slimmer en met genoegen. Het kan, maar je moet er ruimte voor maken. Ook in je hoofd. Köhler: ‘Het gaat erom de leerlingen vooruit te helpen in hun ontwikkeling en dat kan op vele manieren, er is niet per se een fysieke leraar voor nodig die voor de klas staat.’ Voor Jussen is de tijd er rijp voor: ‘We gaan naar een samenleving toe waarin mensen zelf hun verantwoordelijkheid nemen, kritische vragen durven stellen, én samenwerken. Onze school verandert vanzelfsprekend mee.’ Op één kritische vraag weet hij tot slot zelf het antwoord al: ‘Als we nu eens minder schoolvakanties zouden hebben? Dát zou nou echt wonderen doen voor de werkdruk.’

Bedenk dat we gemotiveerde en hoogopgeleide mensen hebben, die kunnen zelf heel goed hun werk organiseren.

Het is hard werken in het onderwijs erkent Jan Osinga, rector van het CSG Bogerman in Sneek, meteen. Maar je kunt ook met plezier hard werken. ‘Het gaat erom dat je zelf aan de knoppen kunt draaien. Bedenk dat we gemotiveerde en hoogopgeleide mensen hebben, die kunnen zelf heel goed hun werk organiseren. Door het leerstofjaarklassensysteem is er echter nog maar weinig ruimte voor zelfsturing.’

Gedaanteverwisseling

‘Ik heb een drukke agenda maar als ik prioriteiten moet stellen kan ik mijn agenda omgooien. Voor docenten ligt dat heel anders. Die moeten beslist hun rooster volgen. Een leraar kan in het kader van levensfasebewust personeelsbeleid weliswaar een vrije dag of zelfs een hele week opnemen en ervaart zo meer regelruimte, maar het leerstofjaarklassensysteem blijft. Eenmaal terug op school zal hij zien dat de werkdruk alleen maar is toegenomen: lesstof moet ingehaald, de mailbox loopt over en zorgtaken zijn blijven liggen.’ Een bredere hervorming is daarom nodig, denkt Osinga. Een gedaantewisseling van het onderwijs zou je zelfs kunnen zeggen, met onderwijzers die de leiding hebben.

‘We denken op onze school aan teams van vier à vijf leraren die samen een groep leerlingen onder hun hoede hebben. Mocht een geïnspireerde docent Nederlands dan een ochtend willen besteden aan een lesidee of zorginnovatie, dan kunnen zijn collega’s dat opvangen door een blokuur Engels of studiebegeleiding. Dat werkt misschien wel beter dan een ingeroosterd uur ontwikkeltijd.’ De rector begrijpt dat de school ook voor de leerlingen flink zal veranderen: ook van hen wordt meer flexibiliteit en initiatief verwacht. ‘Ons systeem is nog erg gericht op lessen draaien en examens afnemen, we zijn als het ware een productiehuis met de leraar als uitvoerder. Dat doet de hoog opgeleide professionals tekort. Je kunt ook niet verwachten dat je op die manier autonome en zelfredzame burgers opleidt, en dat leidt tot verzet.’

Zelf

Buiten de lessen om wenst Osinga een andere ontwikkeling. Veel docenten voelen volgens hem dat ze alle zeilen moeten bijzetten om naast hun lessen nog toe te komen aan oudercontacten, voorlichtingsdagen etc. Dat zorgt ervoor dat zaken zoals innovatie en professionele ontwikkeling in het voortgezet onderwijs vaak worden uitbesteed aan externe partijen. ‘Terwijl we dat heel goed zelf zouden kunnen. Neem het kwalificeren van nieuwe docenten. Nu blijft onze bijdrage beperkt tot stagebegeleiding. Ik vind dat wij als scholen een veel dikkere vinger in de pap moeten krijgen bij het opleiden van nieuwe docenten. De visie van onze docenten op de voortgang van de nieuwe generatie kan veel zwaarder wegen dan het nu doet.’

Het betekent natuurlijk wel dat ook daarin geïnvesteerd moet worden, en dat botst op het eerste gezicht weer met het beeld van de overbelaste docent die al genoeg op zijn bord heeft. De rector van de Friese scholengemeenschap weerlegt dat beeld: ‘Partijen van buiten moeten een stap terugdoen zodat wij veel meer vanuit onszelf werken aan de inhoudelijke ontwikkeling van ons onderwijs. Zodra docenten meer zelf kunnen nadenken over hun manier van lesgeven en de waarden die ze willen uitdragen, vergroot dat het gevoel van zelfsturing en zelfbeschikking. Er wordt dan met meer plezier gewerkt en geleerd door zowel leraar als leerling, en de werkdruk daalt.’

De transformatie is ingezet maar zal zich niet van de ene op de andere dag voltrekken. Tijdsinvesteringen op de korte termijn zullen pas na langere tijd effect sorteren, en het traditionele schoolgebouw zal ook met zijn tijd mee moeten. Ook de bekostiging moet aan deze bredere taakopvatting worden aangepast. Toch is hij optimistisch: ‘Een verandering is aanstaande, dat merk je aan werkgevers en bonden, en aan de leraren zelf.’ •