In het mbo worden vooral beroepsgerichte vakken gegeven. Dat is waar de studenten voor komen; ze willen een beroep leren. Daarom valt het niet altijd mee om animo en aandacht vast te houden voor algemene vakken als Nederlands, Engels, rekenen en burgerschap. Daarbij is het aantal studenten dat thuis opgroeit in een anderstalige omgeving of in gezinnen met een beperkte leescultuur hoog. Niet alle mbo-studenten hebben dan ook een even rijke taal- en ervaringsbasis (Groot, Houtkoop, Steehouder & Buisman, 2015). Dat heeft als gevolg dat ze niet in gelijke mate van het onderwijs profiteren. Hoe rijker hun basis, hoe meer ze leren (Inspectie van het Onderwijs, 2016; Smits & van Koeven, 2017).

Taal- en ervaringsbasis

In dit artikel bespreken we hoe we in het vak Nederlands proberen te werken aan het verrijken van de taal- en ervaringsbasis van studenten. Daarbij speelt lezen een belangrijke rol. Sinds de invoering van het Referentiekader taal en lezen (Meijerink et al, 2009) en de verplichte examinering, is er een veelheid aan methodes op de markt gebracht. Die bereiden studenten voor op hun examens door examenopgaven te trainen. In de meeste gevallen worden die examens dan uiteindelijk wel behaald. Toch stijgt het aantal laaggeletterden in Nederland en is de doorstroom naar het hbo voor mbo-studenten niet altijd eenvoudig. Een van de redenen is wellicht dat methodeteksten weinig rijk zijn en onvoldoende motiveren, dat methode-opdrachten als schools en oninteressant worden ervaren of als een herhaling van het vo en dat onderwerpen in methodes te gefragmenteerd zijn. Hoe richt je je in een ROC werkelijk op kennisopbouw en het gebruik van rijke teksten?

Vrij lezen

Een eerste project dat op ROC Deltion College vanuit deze gedachte werd gestart, was het wekelijks enkele malen inroosteren van vrij lezen in het entree-onderwijs (Van Koeven, 2015). Onlangs verscheen het CPB-rapport Lees: tijd, Lezen in Nederland (Wennekers, Huysmans, de Haan, 2018), waarin duidelijk wordt hoe belangrijk het is tijd voor lezen te maken. Boeken - vooral fictie - bieden immers de rijke contexten die het mogelijk maken dat studenten hun taal- en ervaringsbasis vergroten. We ontdekten dat het met de inzet van overtuigde docenten goed mogelijk is om met mbo-studenten tot een leesroutine te komen. Inmiddels lezen in ROC Deltion al zo’n negentig docenten uit rond de veertig verschillende opleidingen met hun studenten.

Maar er blijven mbo-docenten die het moeilijk vinden hun studenten te motiveren tot lezen of er zelf het nut niet zo van inzien. Daarom zijn we verder gaan zoeken vanuit de gedachte dat taal leren in betekenisvolle thema’s die langere tijd duren een grote meerwaarde heeft (Hirsch, 2003). Hoe kunnen we mbo-contexten benutten om taal te leren? Sommige beroepsrichtingen hebben daar al hun eigen vorm voor gevonden. Zo worden in de opleiding verpleegkunde ervaringsverhalen gelezen rond thema’s als dementie of andere ziektebeelden, zoals het boek van Hugo Borst over zijn moeder. Ook de opleiding podiumkunsten biedt daar ruime mogelijkheden voor, bijvoorbeeld met biografieën over popartiesten. Maar in technische opleidingen is het veel moeilijker boeken (liefst fictie) te vinden rond de beroepscontext.

Een pilot Nederlands burgerschap

Lezen en burgerschap raken elkaar. Door te lezen ga je immers nadenken over jezelf en leer je levens van anderen kennen. Het mbo is wettelijk verplicht om aan vier burgerschapsdimensies te werken: de politiek-juridische, de economische, de sociaal-maatschappelijke dimensie en de dimensie vitaal burgerschap.

Lezen en burgerschap raken elkaar. Door te lezen ga je immers nadenken over jezelf en leer je levens van anderen kennen.

Voor burgerschap zijn er geen verplichte examens, er bestaat alleen een inspanningsverplichting. Dat biedt ons de vrijheid om samen met Kunst van Lezen en Stichting Lezen een pilot uit te voeren waarin Nederlands en burgerschapsvorming als één vak worden aangeboden. Daarbij heeft lezen een belangrijke rol; studenten lezen, praten en schrijven langere tijd rond één thema. Vier docenten die allemaal Nederlands en burgerschap geven in verschillende niveaus en op verschillende opleidingen zijn bereid in de pilot te participeren. We kiezen als thema ‘verzet’, omdat dat veel perspectieven kent: verzet in WOII, verzet tegen je ouders, verzet in de politiek, in muziek etc. Bovendien kunnen binnen ‘verzet’ alle burgerschapsdimensies aan bod komen. De bibliotheek van het ROC verzamelt in samenspraak met de openbare bibliotheek boeken rond het thema en maakt een boekenlijst met korte samenvattingen en afbeeldingen van de kaften van boeken. Ook worden filmpjes en losse teksten over ‘verzet’ verzameld. Op basis van het Referentiekader Nederlands ontwerpen we opdrachten en een blokkenmodel om de lessen vorm te geven. Zo lezen docenten en studenten samen actuele teksten rond het thema en gaan ze daarover in gesprek (blok 1). Studenten lezen minimaal 20 minuten in zelfgekozen boeken over ‘verzet’ (blok 2). Ze voeren opdrachten uit die verzameld worden in een digitaal portfolio (blok 3) en ze presenteren hun opdrachten (blok 4). In een gemeenschappelijk klassenwoordweb wordt de opgebouwde kennis over de verschillende dimensies van het thema getoond (blok 5).

Wat we hebben geleerd

We hebben een observatielijst gemaakt en zijn in de klassen gaan kijken. Ook zijn gesprekken gevoerd met de betrokken docenten. De eerste reacties als het gaat om lezen zijn zeer positief. In vergelijking tot vrij lezen, heeft lezen in de pilotlessen een meer vanzelfsprekende plaats gekregen; het lezen van boek en teksten rond het thema maakt immers onderdeel uit van de opdrachten. Er ontstaan interessante gesprekken rond het gelezene en studenten schrijven soms ontroerende teksten over eigen ervaringen met ‘verzet’. In de laagste niveaus valt op dat het langer werken met een thema zorgt voor nuance in denken. Wanneer studenten op internet een filmpje moeten zoeken waarin verzet een rol speelt, helpt het dat ze al over het thema hebben gelezen en gepraat. Ze gebruiken die kennis voor de afweging of hun filmpje nu wel of niet met verzet te maken heeft en komen soms tot ingewikkelde redeneringen.

Zijn er ook nadelen? Ja, de werkdruk in het mbo is hoog. Het is voor een docent gemakkelijker om studenten te vragen hun boek op pagina 63 open te slaan dan om een les voor te bereiden over verzet tegen de bio-industrie, discriminatie, pesten of het pulskorvissen. Ook het digitaal portfolio blijkt op praktische bezwaren te stuiten en het rooster werkt niet altijd mee. Twee losse lesuren zijn niet handig bij deze manier van werken. Bovendien vragen docenten zich af of burgerschap niet te hapsnap aan bod komt. Maar het doet allemaal niets af aan het enthousiasme over lezen in deze vorm.

‘Sommigen verzuipen in het aanbod bij vrij lezen. Nu hebben ze een boekenlijst met samenvattingen rond een thema. Dat is goud.’ (I, niveau 2)

‘Ik ben verbaasd dat iedereen leest. Ze lenen boeken aan elkaar uit. Sommigen lezen thuis verder. En ze praten thuis ook over het thema. De hele familie heeft het over verzet.’ (I, niveau 2).

‘Ze gaan moeiteloos boeken halen.’ (J. niveau 4)

‘Bij mij was het mediacentrum echt een uitje. Ik ging er als een moeder de gans met al die jongens achter mij aan naartoe. De jongens willen in de bibliotheek gewoon weglopen met een boek. Ik zeg ho ho, je moet nog afstempelen. Je kunt niet zomaar weglopen.’ (S, niveau 2)

‘Een jongen zei: juf, dit is voor het eerst dat ik een boek uit heb. Hij durfde niet alleen naar het mediacentrum. Iemand met hem mee. Komt hij met een dikker boek aan.’ (I, niveau 2)

'Een jongen heeft van zijn vader Zwartboek geleend. Voor hij startte zei hij wel drie keer: ‘Juf daar ga ik dan hè…’’ (S, niveau 2)

Tot besluit

Natuurlijk zijn er nog veel vragen. We moeten bijvoorbeeld kritisch kijken naar randvoorwaarden als roostering of het gebruik van een digitaal portfolio. De opdrachten behoeven aanscherping en de vraag hoe je evenwicht bewaart tussen burgerschapsinhouden en taal is erg belangrijk. Maar de eerste stappen zijn gezet en we nemen de tijd om verder te puzzelen over een waardevol taal-/burgerschapsprogramma waarin lezen een centrale plaats heeft.