Ik vind dat het onderwijs moet gaan over leren, niet over toetsen. Maar uiteindelijk werken we wel toe naar één cijfer. Hoe rijm je een proces van jarenlang leren met één eindcijfer dat het hele leerproces moet vertegenwoordigen?’ Sjirk Bruinsma zit in 6-vwo van het Drachtster Lyceum. Hij besloot in actie te komen na een bijeenkomst van Leerlingen voor de Toekomst. In de trein terug naar huis bedacht hij een nieuwe aanpak voor het examenprogramma Friese taal en cultuur, gericht op het zichtbaar maken van de leerwinst en het ontwikkelen van vaardigheden.

Meer ruimte dan gedacht

Docent Ans Wallinga gaf Sjirk de kans om zijn voorstel te presenteren aan de examenklas, zodat andere leerlingen hierop konden reageren. Wallinga zag wat voor reacties en ideeën er loskwamen en wilde iets doen met de input. Ze besloot nog eens kritisch te kijken naar het schoolexamen en de voorwaarden en verplichtingen die hiervoor gelden. ‘Ik zocht uit of ik verplicht was om bijvoorbeeld tentamens te geven en hoe een PTA eruit moest zien. Er bleek veel meer ruimte te zijn dan gedacht.’

Het examenprogramma van Sjirk

De schriftelijke tentamens zijn uit het examenprogramma verdwenen.

Periode 1:

Elke leerling leest voor literatuur(geschiedenis) twee boeken in plaats van de gebruikelijke acht, die ze samen analyseren en bespreken. Ook schrijven ze een essay in het Fries over een zelfgekozen onderwerp.

Periode 2:

Leerlingen doen samen een onderzoeksproject naar ‘iets’ wat met de Friese taal of cultuur te maken heeft. Op basis van een persoonlijkheidstest (Belbin en DISC) maken ze heterogene groepen.

Periode 3:

Leerlingen gaan actief aan de slag in projectgroepen. Ze organiseren bijvoorbeeld een Taaldorp Fries voor brugklassers, promotie en marketing voor het vak Fries op school en discussie over de ontwikkeling van het vak: is de inhoud zoals die nu staat goed en hoe moet het er volgend jaar uitzien?

Periode 4:

Leerlingen bereiden zich voor op het examen, dat bestaat uit leesvaardigheid.

Wat voor de ene klas werkt, werkt voor de andere niet, ontdekte Wallinga.

Beoordeling

Volgens Sjirk is het belangrijk dat leerlingen weten wat er van ze wordt verwacht, zonder daar altijd een cijfer aan te koppelen. ‘Nu willen leerlingen alleen maar weten wat ze moeten doen om nét dat cijfer te krijgen waarmee ze naar een vervolgopleiding kunnen. Het moet juist gaan om de groei die je hebt doorgemaakt.’ Om deze groei meer zichtbaar te maken, schrijven de leerlingen na elke periode een reflectieverslag over zichzelf en wat ze hebben geleerd. Wallinga ziet dit als (weer) een kans om haar leerlingen verantwoordelijkheid voor het eigen leren te geven. Ook beoordelen de examenleerlingen regelmatig elkaars werk. ‘Zo leren ze om opbouwende kritiek te geven én te ontvangen.’

Differentiëren

Wat voor de ene klas werkt, werkt voor de andere niet, ontdekte Wallinga. ‘De ene klas gaf aan de ‘saaie’ grammaticalessen het liefst in één blok te willen behandelen. Maar toen ik dit voorstel bij een andere klas deed, bleek de voorkeur daar juist uit te gaan naar verspreiden over het jaar.’

Zo past Wallinga haar lessen zo veel mogelijk aan de wensen van de leerlingen aan. Luisteren naar leerlingen betekent niet dat al hun wensen worden ingewilligd: ‘Soms zijn hun ideeën niet haalbaar. Dit kan op weerstand stuiten, maar als docent blijf je eindverantwoordelijk en beslis je wat er wel of niet kan. Uitleggen wat de bezwaren zijn en waarom hun plannen niet doorgaan, is dan wel van belang. Hier leert een leerling ook van!’

Zoveel leuker lesgeven

Wallinga zit in een eenmanssectie en hoeft dus weinig af te stemmen met andere docenten. Ze kon meteen aan de slag met het proberen van nieuwe methoden en kon met de feedback van de leerlingen de nodige aanpassingen maken. Toch denkt ze dat er ook bij andere secties veel mogelijkheden liggen om leerlingen mee te laten praten. ‘Ik vind het heel fijn om samen met mijn leerlingen het onderwijs te maken. Het is zoveel leuker lesgeven op deze manier.’

Sjirk en Lin Xia zijn aangesloten bij de Leerlingen voor de Toekomst, een groep leerlingen die met elkaar en met de Schoolleiders voor de Toekomst denkt en praat over onderwijs. Interesse? [email protected]

Wat wil de leerling?
Lin Xia Wichers (6-vwo) is lid van de denktank met leerlingen, directie en docenten van het Drachtster Lyceum van de OSG Singelland. ‘Er zijn genoeg mensen die enthousiast vooruit willen. Dat is met het schrijven van het jaarplan wel duidelijk geworden. We hebben bijvoorbeeld tafelgesprekken gehad over ‘Wat wil de leerling met het rooster?’ Ik vind het revolutionair dat leerlingen actief betrokken worden bij de ontwikkeling van het onderwijs. Ik vergelijk het een beetje met een ziekenhuis, waar gekeken wordt naar wat een patiënt nodig heeft om beter te worden: Wat heeft de leerling nodig om beter te worden?’

Lin Xia heeft een duidelijke visie op onderwijs: ‘Ik wil dat er een duidelijk evenwicht komt tussen didactiek en pedagogiek. Als school wil je uiteindelijk dat leerlingen klaar zijn voor de volgende stap in hun leven, dat ze voldoende persoonlijke en academische vaardigheden hebben.’ Ook de andere leerlingen die bij de bijeenkomsten van de Schoolleiders voor de Toekomst waren, hadden hun eigen ideeën. ‘Het was heel leerzaam om met elkaar in gesprek te gaan en ik heb veel geleerd van anderen, van wat zij belangrijk vinden. Hoeveel vrijheid geef je leerlingen bijvoorbeeld? Daar is niet iedereen het over eens. Ik vind dat je leerlingen ruimte moet geven, maar ook kaders.’

Wat wil de leerling?
Sjirk Bruinsma (6-vwo Drachtster Lyceum): ‘Ik wil graag inspireren en het verschil maken, het onderwijs veranderen. Nu gaat het om onderwijzen en doceren, maar leerlingen vinden daar niets aan. Altijd maar boeken, teksten, stampen, stampen, stampen. We zijn te veel gefocust op feiten leren. We kunnen veel meer evenwicht brengen tussen hard en soft skills. Dat leerlingen leren hoe ze moeten presenteren, samenwerken en reflecteren. Het is toch absurd dat we op het vwo geen reflectie hoeven te schrijven over wat je geleerd hebt en hoe dat ging? In Den Haag is bedacht dat er ‘High Performance Education’ moet komen: iedereen moet een hoogspringer worden. Maar daar hebben we helemaal niet zo veel aan. Je kunt een krokodil, een aap, wat olifanten en een vis bij een boom brengen en zeggen: ‘klim er in’, maar alleen die aap komt er in. Is alleen die aap dan goed? Wat een onzin. Wat we nodig hebben zijn leerlingen die elke dag honderd keer in het diepe springen. Veel meer waard dan hoogspringers. Of Henk-Jan die de hele dag met ADHD staat te springen en dingen uitprobeert. Daar hebben we veel meer aan.’

Rol van de schoolleider
‘Ik las vorig jaar over een bijeenkomst van een aantal schoolleiders die zich Schoolleiders voor de Toekomst noemden. Ik was nieuwsgierig naar hun ideeën en vroeg of er leerlingen zin hadden om mee te gaan.’ Daan van Weelie is waarnemend rector op het Drachtster Lyceum. Twee leerlingen, Sjirk en Lin Xia, gingen mee naar de bijeenkomst. ‘We hebben er op school over nagepraat, en dat zijn we blijven doen. Met docenten, roostermaker en teamleiders zijn we een leernetwerk gestart. Voor het eerst maken we nu samen het jaarplan. Vroeger schreef het directieteam een bijlage bij het plan van de scholengemeenschap. Nu komen er veel ideeën uit de school en is het een heel rijk plan geworden. Ik wil die denkkracht van docenten, onderwijsondersteunend personeel, leerlingen en ouders vormgeven in het plan en realiseren in het onderwijs. En ik probeer zoveel mogelijk ruimte te maken voor gesprekken op allerlei niveaus, zodat je elkaar echt ontmoet in de hele school.

Ik vind de Schoolleiders voor de Toekomst interessant omdat het een tegenhanger is van hoe onze school is georganiseerd; een havo/vwo met veel vakdocenten en lessen, voornamelijk aanbodgestuurd. Veel initiatief ligt bij de docent. We hebben nu een mooie mediatheek, waarin kinderen in een heel ander verband samenwerken, laptops kunnen vragen of zelfstandig aan de slag gaan. Maar veel docenten wilden aanvankelijk liever extra lokalen. Ik zoek een balans tussen wat er al is in de school en wat we willen bereiken. Vorig jaar hebben we geprobeerd ruimte te maken in het rooster, met lessen in de ochtend en het einde van de middag. In de tussentijd konden leerlingen werken met begeleiding van een aantal docenten, met meer keuzeruimte en de kans om zonder huiswerk naar huis te gaan. Kennelijk hebben we dat te snel willen doen, of anderen er te laat bij betrokken. Het voorstel haalde het niet in de locatieraad (de MR van de locatie). Daarom maken we dit jaar een pas op de plaats. We denken na over hoe we dit soort besluiten eigenlijk nemen. Hoe gebruiken we de vernieuwende denkkracht en houden we rekening met wat er is? Er is ook aandacht nodig voor wat er allemaal goed gaat. Mensen krijgen anders het idee dat je steeds aan het veranderen bent. Wat ik heb geleerd, is dat je veel meer een totaalbeeld mag geven van wat je hebt en waar je tevreden over bent. En daarin kun je dan ruimte maken voor pilots en experimenteren.’