Ook al delen we leerlingen in naar niveau, er blijven grote verschillen bestaan tussen hen. Het risico is dan dat veel leerlingen achterop raken. En achterstand leidt tot zittenblijven en afstroom naar een ander schooltype. De laatste jaren stijgt het percentage zittenblijvers gestaag en is inmiddels hoger dan zes procent. Vooral op vmbo en havo blijven veel leerlingen zitten. Een serieus probleem, want zittenblijven zorgt niet alleen voor vertraging voor de leerling maar heeft een overwegend negatief effect op schoolprestaties, ook op de langere termijn. En leuk is het ook niet.

De uitdaging voor leraren is om te voorkomen dat leerlingen achterop ­raken. Dat doe je onder andere door rekening te houden met de verschillen tussen leerlingen, zodat ze allemaal de lessen kunnen volgen en aan het einde van het jaar overgaan. Volgens Carol Ann Tomlinson, de ‘moeder’ van de differentiatie, betekent dat:

  • proactief aanpassingen doen;
  • tegemoet komen aan verschillende leerbehoeften;
  • de mogelijkheden van alle leerlingen vergroten.

Hoe pak je dat aan? Anders dan in het primair onderwijs is het onderzoek in het voortgezet onderwijs schaarser, en is slechts een deel van de onderzoeken van hoge kwaliteit. Volgens die studies zijn er bescheiden positieve effecten op leerlingprestaties. Veelbelovende aanpakken zijn mastery learning (in het Nederlands: beheersingsleren) en in groepjes werken met aangepaste instructie. Op beide onderwerpen gaan we in dit artikel in.

Beheersingsleren: alle leerlingen behalen de minimumdoelen

Het doel van beheersingsleren is simpel maar ambitieus: alle leerlingen behalen de leerdoelen. Niemand raakt achterop, niemand blijft zitten en niemand stroomt af. Om dat doel te bereiken, zorg je dat de leerlingen de stof grondig beheersen, voordat je verder gaat met een volgend leerdoel. Je wilt bijvoorbeeld dat bij scheikunde leerlingen eerst de atoomstructuur snappen, voordat je het hebt over de binding tussen atomen. Om dat te bereiken is het volgende nodig: a) goed de vorderingen van je leerlingen bijhouden, b) flexibel zijn in je planning.

Wissel homogene en wat meer heterogene groepsindeling af. Gebruik formatieve evaluatie om de indeling te bepalen, voorkom een vaste indeling en vaste ‘rollen’ binnen de groep.

Vorderingen bijhouden doe je door middel van ‘formatief handelen’. Aan de hand van observaties en toetsen krijg je zicht op de beheersing van de stof. De leerlingen die de stof voldoende beheersen, krijgen verrijkende en verdiepende opdrachten. Als leerlingen extra uitleg of oefening nodig hebben, dan bied je dat aan.

Wat betreft de flexibele planning: dat is voor veel leraren een barrière om te gaan werken volgens beheersingsleren. Want als je het hele schooljaar van week tot week de stof hebt ingepland, kom je in de knel zodra bepaalde stof meer tijd vraagt. Dan zou het resultaat zijn dat de hele klas achterop raakt, in plaats van enkele leerlingen. Gelukkig is de ervaring met beheersingsleren dat een grotere tijdinvestering zich op termijn weer terugbetaalt. Wanneer de basiskennis in orde is, gaat het behandelen van nieuwe stof vlotter.

Tot zover beheersingsleren als model. Maar hoe vertaal je het in geschikte werkvormen? Uit overzichtsstudies weten we dat beheersingsleren vooral goed werkt als je de extra oefening groepsgewijs organiseert, volgens de principes van samenwerkend leren.

Samenwerkend leren in flexibele groepjes

Verwerking van de stof kun je uitstekend in groepsverband laten doen. Tenminste, als je geschikte opdrachten geeft en goed nadenkt over de samenstelling van de groepjes. De kennis die we hebben over samenwerkend leren helpt om daarbij keuzes te maken. Twee belangrijke voorwaarden zijn:

  1. de opdracht is voldoende complex,
  2. leden van de groep zijn afhankelijk van elkaar bij het maken van de opdracht.

Complexiteit van de opdracht is een voorwaarde, omdat simpele opdrachten door individuele leerlingen gemaakt kunnen worden. Samenwerking heeft dan geen meerwaarde en vertraagt het uitvoeren van de taak alleen maar. Maar als het ingewikkelder wordt, helpt het om taken te verdelen en iedereen te laten doen waar hij of zij goed in is.

Een samenwerkings­opdracht is succesvol als de groepsleden allemaal een stukje van de puzzel leggen. Pas als alle stukjes bij elkaar worden gebracht, is de opdracht af. Leerlingen zijn dus afhankelijk van elkaar voor een goed resultaat. Bij een goede samenwerkingsopdracht is het niet mogelijk dat groepsleden in hun eentje de hele opdracht maken.

Samenwerkend leren vraagt om een goede voorbereiding door de leraar. Je hebt complexe opdrachten nodig, maar wel op verschillende niveaus. Het groepje dat een verdiepingsopdracht maakt, kun je meer uitdagen dan het groepje dat herhaling en extra oefening nodig heeft. Ook de samenstelling van de groepjes vraagt om de juiste keuzes. De groepjes zijn niet al te groot, vier tot zes leerlingen, en niet al te divers van samenstelling. Zijn de onderlinge verschillen tussen groepsleden te groot, dan werken ze niet lekker samen. Het allerbelangrijkste: wees flexibel bij de indeling van groepjes. Wissel homogene en wat meer heterogene groepsindeling af. Gebruik formatieve evaluatie om de indeling te bepalen, voorkom een vaste indeling en vaste ‘rollen’ binnen de groep.

Een wondermiddel?

Biedt beheersingsleren garanties voor succes? Nee, in het onderwijs werkt niets altijd en overal. Als je alle studies overziet, overheerst het positieve beeld, maar veel van het onderzoek is van wat oudere datum. Ook zijn er niet bij alle vakken grote effecten gevonden. Beheersingsleren lijkt vooral waardevol bij vakken waar de basiskennis voorwaardelijk is voor wat je daarna leert, zoals de exacte vakken. Tot slot een waarschuwing: als alle leerlingen de stof beheersen, wil dat niet zeggen dat dit voor eeuwig en altijd geldt. Onderhoud blijft natuurlijk van tijd tot tijd nodig.

Als je hiermee rekening houdt, biedt beheersingsleren, vooral in combinatie met samenwerkend leren, een kansrijk model voor differentiatie in het voortgezet onderwijs. Met als opbrengst dat minder leerlingen achterop raken en minder leerlingen blijven zitten.

Anne Luc van der Vegt is onderwijskundig medewerker bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO).


De Kennisrotonde is een uniek loket voor de beantwoording van onderwijs- en jeugdvragen met kennis uit onderzoek.

Onderwijskennis maakt kennis uit onderzoek over de belangrijkste thema’s in het onderwijs vindbaar, toegankelijk en bruikbaar voor onderwijsprofessionals en beleidsmakers.

Meer lezen

Meer lezen

Lees meer over differentiatie in de klas op:

https://www.kennisrotonde.nl/wat-werkt-er-nu-echt-handreikingen

Lees meer over beheersingsleren en samenwerkend leren op Onderwijskennis:
https://www.onderwijskennis.nl/themas/beheersingsleren
https://www.onderwijskennis.nl/themas/samenwerkend-leren