De adolescentie is een vormende fase, waarin gedrag en emoties sterk fluctueren. Een best lastige periode voor de jongere, en trouwens ook voor de docent die deze grilligheid dagelijks in geur en kleur voorbij ziet komen. Emoties vliegen van links naar rechts en het gedrag is vaak abrupt, soms onnavolgbaar en risicovol. Dat heeft een functie, daarover straks meer.

Groeien en snoeien in het brein

Eerst wat kennis over het snoei- en groeiproces in het brein. In de puberteit maken de hersenen een enorme ontwikkeling door. De grote overproductie van zenuwcellen in de hersenen die tussen het nulde en het zesde jaar is ontstaan, wordt in de puberteit bijgesnoeid. Het brein wordt eigenlijk steeds efficiënter, en toegerust op volwassenheid waarin diverse systemen die het gedrag en het denken bepalen in evenwicht komen. Maar de ontwikkeling van deze hersensystemen verloopt niet in alle gebieden even snel en dat heeft gevolgen voor het denken en gedrag van adolescenten.

Het hersengebied dat een grote rol speelt in cognitieve processen (zoals het plannen van gedrag, de zelfcontrole en het nadenken over langetermijngevolgen) kent een lange periode van ontwikkeling tot ongeveer het 22e levensjaar. Dit gebied heet de prefrontale cortex en zit voorin je hoofd, in de frontaalkwab. Als we het hebben over geduld en ongeduld, dan is het begrijpelijk dat de prefrontale cortex met als belangrijkste functie zelfcontrole hierin een grote rol speelt. De rijping van dit gebied verloopt langzaam en lineair en is in de puberteit nog niet op volle sterkte.

In diezelfde tijd ontwikkelen zich ook de emotionele processen, waaronder het ‘beloningssysteem’. In tegenstelling tot de late en trage ontwikkeling van de prefrontale cortex worden het striatum en de nucleus accumbens, de hersengebieden die betrokken zijn bij beloning, al bij het ingaan van de puberteit behoorlijk actief. Deze activiteit wordt extra gestimuleerd door allerlei hormonale veranderingen. Hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor de emotionele processen bereiken hun hoogtepunt rond het 16e jaar. Er is dan ook een hoge gevoeligheid voor beloning en prikkeling. De overactiviteit van de beloningsgebieden zorgt voor een drang naar snelle beloning van gedrag, en dat leidt tot ongeduldige en impulsieve reacties. Door de nog niet uitontwikkelde prefrontale hersengebieden heeft de puber minder remmingen en voelt een directe beloning na risicovolgedrag extra prettig. Het gevolg: de puber verandert in een ongeduldig rupsje-nooit-genoeg. De combinatie van het zich snel ontwikkelende emotionele systeem en het traag ontwikkelende controlesysteem zorgt dus voor 'ongebalanceerde hersenen' met wat weinig remming, ook wel de disbalanstheorie genoemd. Een gedeeltelijke verklaring voor het ongeduldige, onbezonnen en impulsieve gedrag van pubers.

Het gevolg: de puber verandert in een ongeduldig rupsje-nooit-genoeg.

Ongeduld, impulsiviteit en disinhibitie

Er is ook ongeduld, dat niet hoort tot de niet zo harmonieuze maar normale ontwikkeling van de hersenen, maar afwijkend gedrag genoemd zou kunnen worden. In de neuropsychologie wordt ongeduld ook wel impulsiviteit genoemd en wordt impulsief-ongeduldig gedrag gemeten met tests die bijvoorbeeld het vermogen tot disinhibitie meten (het vermogen om cognitief af te remmen). Voorbeelden van tests zijn proefjes die het go/no-go-principe meten. Of de aversie tegen wachten. Impulsieve kinderen kiezen eerder voor een kleine, snelle beloning dan voor een grote beloning waarop ze langer moeten wachten.

Ongeduld en impulsiviteit worden in de psychiatrie en neurologie gelinkt aan kenmerken die zich uiten als verslaving, driftbuien, ontremming, alcohol- en drugsmisbruik en beelden zoals adhd. De hersenen zijn dan niet in staat om ongewenst gedrag af te remmen, te inhiberen. Soms kunnen deze symptomen verklaard worden door structurele en zichtbare schade aan de hersenen door een ziekte of hersenletsel. Soms is dit alleen functioneel, dus niet zichtbaar in de hersenen maar wel in gedrag en cognitief functioneren.

Een te hoge mate van ongeduld of impulsiviteit die leidt tot disfunctioneren, of samengaat met afwijkend gedrag is niet zo makkelijk te verhelpen. Hiernaar wordt veel wetenschappelijk onderzoek gedaan in relatie tot stoornissen zoals adhd, verslaving en persoonlijkheidsproblematiek. Medicatie werkt in veel gevallen om impulsiviteit te onderdrukken, maar leidt niet tot permanente gedragsverandering. Er is grote behoefte aan effectieve psychologische behandelingen en trainingen om meer zelfcontrole aan te leren en het ongeduld in te perken. Interessant in dit verband is de wereld van de meditatie. Monniken zijn de meesters als het gaat om geduld en balans. Het brein van monniken die mediteren schijnt meer witte en grijze massa te bevatten en meer en betere connecties te hebben. Dit zorgt voor betere verbindingen en dus een soepeler functionerend brein. Door meditatie of mindfulness leer je je gedachten en emoties veel meer bewust te sturen, en dat geeft rust en maakt je een geduldig mens. Meer onderzoek is nodig om te weten te komen óf, en voor welke vormen van afwijkend ongeduldig gedrag mindfulness en andere psychologische behandelvormen helpend kunnen zijn.

Corona als spelbreker

Terug naar de ‘normale’ ontwikkeling van het brein. Kunnen we, nu we midden in coronatijden zitten, deze periode van disbalans niet gewoon overslaan? Nee, zeker niet. Zoals eerder gezegd, de rondgierende emoties hebben een functie. Juist door ervaringen op te doen, risico’s te nemen en je neus te stoten worden de hersensystemen geprikkeld om in balans te komen. Zo komt het proces van afwegen en keuzes maken op gang. Je leert je grenzen kennen en stellen in het ‘heetst van de strijd’, in een prikkelende klassensituatie, onder druk van grotere groepen en tijdens sportwedstrijden. De corona-maatregelen zijn dus een spelbreker voor de bredere ontwikkeling van de jeugd richting volwassenheid. Gedragswetenschappers geven aan dat het ronduit schadelijk is om de bewegingsvrijheid van de jeugd zo ‘on hold’ te zetten. De laatste maanden komen steeds meer berichten in de media over psychische problemen bij jongeren. Zo is bij De Kindertelefoon het aantal gesprekken en chats over emotionele problemen zoals eenzaamheid en depressie gestegen met 20%. Opvallend is dat het veel minder gaat over normale puberzaken zoals verliefdheid, vriendschap en liefdesverdriet. Ook de Nederlandse GGZ luidt de noodklok over de psychische gezondheid van de jeugd; in instellingen worden meer zelfmoordgedachten en zelfverminking gerapporteerd en intensievere hulp is nodig.

Het geduld raakt op, bij de jongeren, bij de ouders en bij de hulpverleners. In dit verband is geduld dus helemaal niet zo’n schone zaak. De jeugd heeft geen tijd voor geduldig afwachten tot corona voorbij is. Met andere woorden, de tegeltjeswijsheid over geduld gaat maar gedeeltelijk op en geduld in coronatijd heeft zelfs een zorgelijke bijsmaak. Corona is een grote spelbreker in de ontwikkeling van de jeugd, in het bijzonder voor de psychisch kwetsbare jeugd die zo gebaat is bij een normaal schoolritme, sociale steun (mensen ontmoeten) en hulpverlening. De hulpverlening komt meer en meer onder druk te staan; er wordt zelfs gesproken over een 4e golf, de GGZ-golf. Laten we hopen dat de politici ook wat weten van de werking van de hersenen en het puberbrein.

Dorine is klinisch neuropsycholoog en als directeur behandelzaken verbonden aan Denkkracht, centrum voor neuropsychologische expertise. https://www.denkkracht.com/