In Volgens Bartjes (nr 4, 2023) beschrijft onderzoeker Brenda Jansen hoe wiskundeangst eruit kan zien, wat er aan deze faalangst ten grondslag ligt en welke dingen je zou kunnen doen om deze leerlingen te helpen. Ze merkt op dat er natuurlijk overeenkomsten zijn met andere prestatieangsten, zoals sociale angst of angst voor andere schoolvakken. Maar, zo zegt ze, angst voor wiskunde heeft nog een aantal bijzonderheden. Het is om te beginnen een specifieke angst, en niet een manifestatie van een algemeen angst voor falen, die zich dan ook zou tonen in andere schoolse situaties, bij andere vakken of tijdens andere proefwerken. Daarbij manifesteert de angst zich ook in de dagelijks omgang met het vak als er helemaal geen sprake is van een beoordelingssituatie, waarbij (publiekelijk) gefaald kan worden. Ze beschrijft hoe alleen al het tevoorschijn halen van het wiskundeboek genoeg is om een leerling van tafel te laten weglopen.

Er worden verschillende oorzaken genoemd die kunnen bijdragen aan het ontstaan en voortduren van wiskundeangst. De angst kan worden overgedragen door ouders – vooral moeders (!) – die zelf ook uitroepen dat wiskunde maar een moeilijk vak is. De angst kan ook overgedragen worden door leraren zelf, in dit geval leerkrachten op de basisschool, maar op welke manier is niet helemaal duidelijk. Zijn ze minder creatief in de instructie of staan ze minder discussie toe? Andersom, leerkrachten met een hogere sensitiviteit voor wiskunde-angstige leerlingen kunnen een positieve invloed hebben. Verder zijn er zelfs aanwijzingen voor een genetische component: met wiskundeangst zou je geboren worden.

En dan is er nog de negatieve spiraal: angst drukt de prestaties (cognitieve inferentie) en lage prestaties voeden de angst. Er is reden om wiskundeangst in verband te brengen met intrinsieke en extrinsieke motivatie. Het lijkt niet aannemelijk dat een leerling die wiskunde erg leuk en uitdagend vindt wiskundeangst ontwikkelt. En het zou kunnen dat een leerling die sterk extrinsiek gemotiveerd moet worden voor het vak, sneller geneigd is om wiskundeangst te ontwikkelen. Maar hiernaar zou meer en specifieker onderzoek gedaan moeten worden.

Wat eraan te doen? Behandeling wordt gezocht in zowel het bestrijden van angst als het ondersteunen in wiskunde om zo de prestaties te verbeteren. Als het gaat om angst bestrijden worden technieken ingezet als desensitisatie en re-appraisal. Bij desensitisatie gaat men aan het werk met psychologische technieken om de leerling wat ongevoeliger te maken voor de situaties waarvoor hij juist angst heeft. Bij re-appraisal probeert men onder andere negatieve gedachten om te zetten naar helpende gedachten. Je kunt werken met een individuele leerling, maar er wordt ook wel klassikaal met dit soort technieken gewerkt. Het andere spoor is het heel gericht ondersteunen van de leerling zodat diens wiskundevaardigheden daadwerkelijk verbeteren en om de leerling niet meer aan te laten kijken tegen een door hem nauwelijks te overbruggen achterstand. Verder verdient het nog aandacht om te kijken naar de manier waarop wiskunde wordt getoetst. Zelfvertrouwen bij een toets is belangrijk en er zijn manieren om die te vergroten. Een goede balans tussen (tijd voor) formatief werken en de uiteindelijke summatieve toets, voldoende eenvoudige opgaven in een proefwerk voordat de moeilijke aan bod komen, self-adapting testing wat iets anders is dan gewoon adaptief toetsen. En… schrijven. In een experiment waarin studenten voorafgaand aan een wiskundetoets tijd kregen om hun gevoelens en angsten op te schrijven, presteerden hoger op de toets.

Bron: Brenda Jansen, Universiteit van Amsterdam, Jansen, B. (2023). Angst en falen houden elkaar in de greep bij rekenen en wiskunde. Volgens Bartjens – ontwikkeling en onderzoek, 42(4), 54-62

Lees hier het hele artikel: https://acrobat.adobe.com/link/review?uri=urn%3Aaaid%3Ascds%3AUS%3Aab7db627-47ff-383c-93e4-b997fab92176