Het Smibanese woordenboek* windt er geen doekjes om, het weet de ongelijkheid in het Nederlandse onderwijs in een enkel lemma te vatten. Die ongelijkheid zit er niet in dat leerlingen in de Smib - ‘also known as de Bijlmer of de Bims’- met een goed verstand en een hoge score bij de eindtoets niet door kunnen stromen naar havo of vwo, maar dat kinderen van ouders in een lage sociaal economische situatie – in het algemeen gesproken – een andersoortige opvoeding krijgen die minder goed aansluit op de cognitieve eisen van de school en de populariteit van het vmbo-k-advies schraagt.

Kun je hier iets aan doen? Zeker, zegt een koor van deskundigen. Er zijn leerlingen die meer tijd nodig hebben om te laten zien wat zij kunnen. Met meer onderwijs en een later selectiemoment, zou je een heel eind kunnen komen. Waarom is dat dan nog niet gebeurd?

De reputatie van vernieuwingsgezindheid in het onderwijs ten spijt, is ons onderwijssysteem eigenlijk nog hetzelfde als in 1863. De selectie van leerlingen vindt op een heel vroeg moment plaats. Dit pakt goed uit voor de leerlingen die cognitief bovengemiddeld scoren, voor andere leerlingen is een later selectiemoment, zeker in combinatie met goede overstapmogelijkheden van de ene naar de andere schoolsoort, veel geschikter. Waarom het niet verandert? Nederland is een diplomademocratie: hoogopgeleiden hebben de meeste invloed, zij hebben het meeste voordeel bij het vroege selectiemoment. Zo blijven we opgezadeld met een systeem waarin de postcode van de leerling en die van zijn school het schooladvies grotendeels bepalen. En dus krijgen kinderen in achterstandswijken in meerderheid een vmbo-kader schooladvies.

Als je gelijke kansen werkelijk belangrijk vindt, is herziening van het onderwijssysteem wezenlijk. Het trauma van de mislukte onderwijshervormingen in het voortgezet onderwijs heeft het gesprek over een dergelijke verandering op slot gegooid. Het parlementaire onderzoeksrapport van de commissie-Dijsselbloem heeft het destijds niet gelaten bij een analyse van wat er in mis gegaan is maar kwam ook met het dringende advies om het bestaande uitgangspunt te handhaven: de overheid is verantwoordelijk voor de inhoud, de scholen zijn verantwoordelijk voor de inrichting, het ‘wat-en-hoe-verhaal’.

Die ‘Dijsselbloemse wijsheid’ over de scheiding tussen het ‘wat’ en het ‘hoe’ is echter geen vrucht van diepgaand denkwerk maar het gevolg van het ontzien van de heilige koe van het Nederlandse onderwijsstelsel: de grondwettelijke vrijheid van onderwijs. Deze vrijheid, in het verleden voertuig voor de emancipatie van achtergestelde groepen, heeft gezorgd voor een impotente overheid en oppermachtige schoolbesturen. Het is een obstakel voor het realiseren van gelijkere kansen voor leerlingen.

Johan Copier was lange tijd docent in het voortgezet onderwijs, adviseur in het wetenschappelijk onderwijs en directeur in het hoger beroepsonderwijs en het voortgezet onderwijs. Nu is hij onderwijsanalist: hij leest, denkt en schrijft over onderwijs.

* Het Smibanese is een van de vele dialecten binnen het straattaaluniversum van Nederland. De Smib is een plek die voorloopt op het gebied van de straattaal; het Smibanese bevat, aldus de samensteller, de essentie van de Nederlandse straattaal.[Soortkill (2022). Smibanese woordenboek 2.0. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Pluim.]