Vanuit het belang dat wordt gehecht aan burgerschapsonderwijs, in combinatie met signalen van de Inspectie en onderzoekers over de achterblijvende resultaten van het burgerschapsonderwijs in Nederland, tracht de overheid al jaren om de positie van burgerschapsonderwijs te versterken, aldus Jeroen Bron. Daarbij wordt ingezet op twee trajecten.

Aanscherping wetgeving

Op de eerste plaats is daar een aanscherping van de sectorwetten waarin de burgerschapsopdracht staat omschreven. De oorspronkelijk wet dateert uit 2006 maar wordt beschouwd als te weinigzeggend. Een aanscherping moet duidelijkheid scheppen over wat ten minste van scholen verwacht mag worden. De wet richt zich op het bevoegd gezag en vormt de basis voor het toezicht (inspectie). Een deel van de wet betreft de kwaliteitszorg op school: is er een herkenbare, samenhangende visie op burgerschapsonderwijs met bijpassend aanbod, is er zicht op de ontwikkeling van leerlingen, wat is er opgenomen in de schoolgids en het schoolplan. Jeroen: “De wet bevat ook een inhoudelijke duiding van burgerschapsonderwijs. Hierbij staan basiswaarden van de democratische rechtsstaat centraal, alsmede sociale competenties om deel te kunnen nemen aan de pluriforme samenleving. In het voorstel wordt bovendien veel waarde gehecht aan het bevorderen van een democratisch schoolklimaat waarin scholleiding en personeel een voorbeeldfunctie hebben. Dat maakt burgerschap een gedeelde verantwoordelijk voor al het personeel op school. De ontwikkeling en vaststelling van het voorstel beslaat inmiddels meerdere jaren en is nog niet afgerond. Over het voorstel is een internetconsultatie georganiseerd en een serie expertbijeenkomsten. Ook hebben de Raad van State en de Onderwijsraad adviezen uitgebracht. Onlangs nog zijn de antwoorden van Slob op kamervragen gepubliceerd. Deze kamerbrief omslaat maar liefst 56 bladzijden. Dit geeft wel aan dat burgerschapsonderwijs belangrijk wordt gevonden maar ook dat er gevoeligheden bestaan waar het gaat om de rol van de overheid ten opzichte van de verantwoordelijkheid van scholen en de vrijheid van richting en inrichting.” De verwachting is dat de wet op 1 augustus 2021 van kracht wordt.

Curriculumherziening

Naast aangescherpte wetgeving is er een curriculumherziening waarin burgerschap is opgenomen als 1 van 9 leergebieden. Het eerste deel van het ontwikkeltraject curriculum.nu is in oktober vorig jaar afgerond met de publicatie van inhoudelijke voorstellen voor negen leergebieden. Aan de voorstellen is zo’n twintig maanden gewerkt door teams met in totaal bijna 180 leraren en schoolleiders. Deze voorstellen vormen de basis voor een herziening van de kerndoelen voor het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs, en gaan naar verwachting ook input geven aan aanpassingen in de examenprogramma’s. Deze kerndoelenherziening wordt dit najaar opgestart. Jeroen: “Voor burgerschap ligt er een goed doordacht voorstel dat aansluit bij het wetsvoorstel. Centraal staan de thema’s democratie en diversiteit. Daarnaast is aandacht voor de actuele thema’s duurzaamheid, globalisering en technologie. De thema’s zijn uitgewerkt in doorlopende leerlijnen.

Burgerschap is in het herzieningstraject een eigenstandig leergebied naast bijvoorbeeld taal, mens en natuur en mens en maatschappij. Het voordeel hiervan is dat duidelijk en samenhangend is omschreven wat er van het onderwijs wordt verwacht ten aanzien van burgerschap. Dit helpt scholen bij het aanscherpen van hun visie en het planmatig uitwerken van het onderwijsaanbod (zoals de wet vereist). De keuze voor een leergebied betekent niet dat burgerschap een nieuw vak is. Het blijft de verantwoordelijkheid van de school om een passende vorm te vinden om de doelen te bereiken. Dit kan betekenen dat inhouden worden ondergebracht bij bestaande vakken of deels in project of schoolbrede aanpakken worden gekoppeld.”

De COVID periode heeft duidelijk gemaakt dat burgerschapsonderwijs onlosmakelijk verbonden is met menselijke interactie: de ontmoeting met een ander, het uitwisselen van gedachten en het samen optrekken met elkaar.

Er zijn scholen die – nu de vaart even uit het beleid lijkt te zijn – zelf aan de slag gaan met de kennis en vaardigheden zoals die door het ontwikkelteam burgerschap van curriculum.nu zijn voorgesteld. Daar is, zo vindt Jeroen weinig op tegen. “Het voorstel van het ontwikkelteam burgerschap is goed doordacht door het team en door de inbreng van allerlei experts die tijdens het ontwikkeltraject zijn geraadpleegd. De uitwerking is van een zeer concreet niveau dat ook herkenbaar is gebleken voor leraren. Bij de ontwikkeling van het voorstel burgerschap waren elf scholen (po, vo, so) betrokken. De uitwerkingen voor burgerschap waren voor deze scholen goed bruikbaar om hun eigen curriculum op te baseren. Scholen die op dit moment hun aanbod voor burgerschapsonderwijs willen ontwikkelen of herzien hebben met het voorstel de meest actuele voorbeelduitwerking in handen. Een voorbehoud hierbij is dat de voorstellen niet de formele status hebben die de toekomstige kerndoelen wel krijgen. Die kerndoelen zullen ook niet zo concreet worden als de voorstellen van curriculum.nu. Wel zullen de te ontwikkelen kerndoelen een stuk duidelijker zijn in het omschrijven van onderwijsinhouden dan de huidige kerndoelen.”

Aanvullend

Wet en curriculum leggen de basis. Tegelijkertijd heeft burgerschap ook nog andere aspecten die schoolspecifieker zijn. Jeroen: “Ik wil daarbij drie dingen noemen: een lokale invulling, de verbinding met de schoolidentiteit en de internationale dimensie.

Naast de landelijke ontwikkelingen die zojuist zijn geschetst (wet en kerndoelen) heeft burgerschapsonderwijs ook een lokale component die zeker niet vergeten moet worden. Een leerling is allereerst deelnemer aan de lokale samenleving en moet daarin leren deelnemen en verkennen welke bijdrage hij kan en wil leveren. Het lokale niveau kan de directe schoolomgeving betreffen, maar ook de woonplaats en regio waarin de leerlingen opgroeien. Veel van de inhouden uit het voorstel van curriculum.nu zijn lokaal in te vullen.

Uit de Kamervragen die naar aanleiding van het wetsvoorstel zijn ingebracht blijkt dat er een spanning bestaat tussen landelijke eisen en de ruimte van scholen en ouders om invulling te geven aan de identiteit van de school. De landelijke burgerschapsopdracht en de schoolidentiteit dienen daarom bij elkaar gebracht te worden in de visie van de school. Daarbij vormen de landelijke eisen een ondergrens die is gesteld vanuit het maatschappelijke belang van het in stand houden van de democratische cultuur in Nederland en in het onderwijs. De basiswaarden vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit zijn daarvan een uitwerking. Scholen kunnen deze waarden verder invullen, of de in de spanningen tussen deze waarden een voorkeur aangeven, en er eigen waarden aan verbinden.

Net zoals de constatering dat een leerling niet alleen een deelnemer is aan de landelijke samenleving, maar ook aan de lokale samenleving, is de leerling eveneens een deelnemer aan de internationale samenleving. Veel scholen vinden inspiratie in het idee van wereldburgerschap, de verbondenheid met, afhankelijkheid van en overeenkomsten tussen alle mensen op de aarde en het gegeven dat mensen zich verplaatsen door te migreren of te reizen. Deze internationale dimensie is in het leerplanvoorstel op verschillende manieren tot uitdrukking gebracht. Enerzijds door erop te wijzen dat verschijnselen op verschillende schaalniveaus spelen en anderzijds door de thema’s globalisering en duurzaamheid die een sterke internationale dimensie bevatten.”

COVID

De COVID periode – zo zegt Jeroen - heeft duidelijk gemaakt dat burgerschapsonderwijs onlosmakelijk verbonden is met menselijke interactie: de ontmoeting met een ander, het uitwisselen van gedachten en het samen optrekken met elkaar. De COVID periode heeft ons ook een nieuw referentiepunt opgeleverd in het verduidelijken van basiswaarden van de democratische rechtsstaat. “Denk daarbij aan de vele oproepen om solidair te zijn met kwetsbaren in de samenleving. Ook de vrijheidsbeperkende maatregelen die de overheid heeft afgekondigd zijn een voorbeeld van de verhouding tussen de overheid en burgers. Leerlingen kunnen zich daar nu veel beter een voorstelling van maken. Ook de waarde gelijkheid is zichtbaar geworden: de maatregelen gelden voor allen die zich in Nederland bevinden: ook de minister-president mag zijn zieke moeder niet bezoeken. We weten inmiddels dat niet alle bewindspersonen die discipline hebben. Daarnaast is er veel mogelijk om de invloed van de media en de betrouwbaarheid van informatie te illustreren. Naast allerlei complottheorieën bleek ook dat `feiten’ niet altijd vaststaan; door nieuwe onderzoeksresultaten kunnen de feiten veranderen. En COVID biedt een duidelijke illustratie van globalisering. Dit omvat zowel de verspreiding van het virus als de beschikbaarheid van mondkapjes en manieren waarop overheden opereren in het verkrijgen van vaccins.”

De komende tijd zal SLO zich richten op de begeleiding van de kerndoelenteams die de voorstellen van curriculum.nu gaan uitwerken in kerndoelen. Daarnaast gaat men verder met het onderhouden van het vakportaal burgerschap https://www.slo.nl/vakportalen/vakportaal-burgerschap/.

Jeroen : “Daarop plaatsen we nieuw verschenen materialen en handreikingen en ook nieuwsberichten over burgerschapsonderwijs. Bovendien neemt SLO deel aan de Alliantie burgerschap. In die alliantie werken we onder meer samen met de sectorraden, de onderwijsinspectie en enkele universiteiten. Doel is activiteiten op elkaar af te stemmen en het burgerschapsonderwijs te versterken op scholen.”

Gevraagd naar een slotwoord, kijkt Jeroen nog even terug in de tijd. “Burgerschap is in 2005 bescheiden gestart als expliciet doel voor het Nederlandse onderwijs. Sinds die tijd heeft dit aspect zich verder ontwikkeld in de onderwijspraktijk, in de gedachtenvorming erover en in onderwijsonderzoek. De burgerschapsopdracht is inmiddels breed geaccepteerd en het maatschappelijk belang ervan is verder gegroeid. We zijn nu op een punt dat dit belang tot uitdrukking komt in een wettelijke opdracht gericht aan het bevoegd gezag, en een verduidelijking van de inhoud in de vorm van kerndoelen gericht op leraren, scholen en uitgevers. Die ontwikkeling versterkt het besef dat burgerschap geen eendagsvlieg was of een marginaal stokpaardje is van een enkele bewindspersoon. Burgerschap is in essentie de erkenning dat het onderwijs een belangrijke taak heeft in de voorbereiding van onze jongeren op deelname aan de democratische samenleving in de hoop dat zij onze samenleving verder zullen verbeteren, nu al en ook in hun volwassenheid.”

Jeroen Bron is portefeuillehouder en projectleider voor burgerschapsonderwijs en maatschappelijke thema's bij de afdeling vo. Hij richt zich op vak- en sectoroverstijgende onderwerpen met een vormend karakter. Jeroen is lid van de 'Alliantie Scholenpanels Burgerschap' en onderhoudt een internationaal netwerk op het gebied van democratic citizenship education. In 2018 is hij gepromoveerd aan de Universiteit voor Humanistiek op een onderzoek naar leerlingparticipatie in leerplanontwikkeling.