‘Intelligentie’ bestaat niet. Het is de verzamelnaam voor tal van cognitieve vermogens zoals die in intelligentietests aan de orde zijn. Zoals kennis het resultaat is van (o.a.) onderwijs, is intelligentie dat ook, maar dan als een meer abstract resultaat van (o.a.) onderwijs.

Intelligentie en IQ

Intelligentie groeit met ieder jaar extra onderwijs. “Intelligence test scores and educational duration are positively correlated”, zeggen Stuart & Tucker-Drob. (https://psyarxiv.com/kymhp). Die jaarlijkse groei verbaast ons misschien. Dat kan komen omdat we denken dat IQ, het intelligentiequotiënt, hetzelfde is als intelligentie, maar dat is een misverstand.

Het intelligentiequotiënt is het resultaat van een berekening. ‘Quotiënt’ staat voor de uitkomst van een deelsom. Normtabellen voor intelligentietests specificeren voor iedere leeftijdscategorie het IQ dat past bij de verkregen score op de test, en die scores laten van jaar tot jaar een toename zien. Het IQ was ooit een quotiënt van mentale leeftijd en echte leeftijd. Maar tegenwoordig is het IQ een naar leeftijdscategorie gestandaardiseerde score met gemiddelde 100 en standaarddeviatie 15. Individuele groei in intelligentie wordt door die werkwijze weggestandaardiseerd. Onzichtbaar gemaakt, zeg maar. Dat heeft echt ernstige gevolgen voor de beeldvorming over wat intelligentie is.

Als gezegd, intelligentie bestaat niet. Het is slechts een verzamelnaam voor tal van afzonderlijke intellectuele vermogens (technisch: hun ‘positive manifold’). ‘IQ’ wekt de suggestie dat iemands ‘intelligentie’ onveranderlijk is, een kenmerk van de persoon. Een onveranderlijke ‘intelligentie’ moet dus wel aangeboren zijn, niet?

Hoe is deze kluwen te ontwarren? Dat doe ik met hulp van Alfred Binet (1857-1911).

Alfred Binet en Francis Galton

Alfred Binet – Frans jurist en psycholoog - zorgde rond 1900 voor het kantelpunt, met een test om verstandelijk beperkte leerlingen te kunnen diagnosticeren voor plaatsing in speciaal onderwijs. Een test die hij ‘intelligentietest’ noemde, en die prompt in de VS furore maakte. Zijn publicaties over zijn test zijn in 1916 in vertaling in de VS uitgebracht, en zeker de moeite waard om eens in te grasduinen (online http://goo.gl/upPP4J).

De negentiende eeuw zag de opkomst van psychologische laboratoria voor empirisch onderzoek naar onder andere waarneming en geheugen. Denk aan de vergeetcurve en het ‘spacing’ effect van Ebbinghaus. In die laboratoria werd ook gespeurd naar individuele verschillen: schedelmeting maakte geleidelijk plaats voor proeven met reactiesnelheid en spierkracht. Ook Francis Galton - Brits statisticus, antropoloog en psycholoog - bedreef deze tak van sport. Galton was op zoek naar verbanden met genialiteit, maar zijn proeven lieten geen verbanden zien.

Het was de gouden greep van Alfred Binet die voor een doorbraak zorgde: hij ontwierp eenvoudige intellectuele opgaven — zoals ‘wijs het puntje van je neus aan’ of ‘maak een zin met deze drie woorden’ — die wel verbanden lieten zien met bijvoorbeeld schoolprestaties. Dat is in een notendop het verhaal van de geboorte van de intelligentietest. Daar zit geen theorie achter, het was een instrument dat kon helpen voorkomen dat verstandelijk beperkte leerlingen jaren vruchteloos onderwijs zouden moeten volgen. Niets meer, niets minder. En nog steeds is het zo dat intelligentie is wat de intelligentietest meet (zie https://tinyurl.com/vrnfpyk).

Binet maakte onderscheid tussen intellectuele opgaven kunnen maken en geschiktheid voor school: ‘scholastic aptitude’. Om te presteren in school is meer nodig dan alleen slim zijn: ook concentratie, motivatie, inzet en doorzettingsvermogen spelen daar een rol. De testafname daarentegen gebeurt individueel, de leerlingen zijn dan echt wel volledig geconcentreerd. Binet ontwierp testopgaven waarin schoolse kennis geen direct voordeel zou opleveren. Verder was Binet ervan overtuigd dat de ontwikkeling van verstandelijke capaciteiten niet bij elke leerling in hetzelfde tempo verloopt: bij verstandelijk beperkte leerlingen gaat het minder snel dan bij de ‘normale’ groep. Zijn test zocht dus naar verschillen tussen wat hij ‘mentale leeftijd’ en ‘fysieke leeftijd’ noemde. Voor leerlingen met een milde achterstand was er speciaal onderwijs waarin zij mogelijk hun achterstand zouden kunnen inlopen. Een humane benadering. Verder treffen we bij Binet nergens de suggestie aan dat verschillen in gemeten intelligentie iets te maken hebben met erfelijkheid.

Klassenmaatschappij

Als gezegd nam de test van Binet rap een grote sprong over de oceaan naar Amerika. En dat deden – min of meer gelijktijdig – de ideeën van Francis Galton ook, namelijk dat intelligentie erfelijk bepaald zou zijn.

Geconfronteerd met de enorme maatschappelijke ongelijkheid van de 19e eeuw, zocht de bovenliggende klasse naar een rechtvaardiging. Aan het begin van de eeuw was dat nog eenvoudig geweest: de maatschappelijke ordening was zo gewild door onze lieve heer. De dommen waren arm, de begaafden bestierden het land. Het past de mens niet om daar iets aan te veranderen. Maar aan het eind van de eeuw kwam er een wetenschappelijke uitvlucht beschikbaar: de maatschappelijke ordening was het resultaat van evolutie, het was dus een natuurlijke ordening. En ook daar kon de mens maar beter niets aan veranderen. De maatschappelijke bovenlaag deed er alles aan om de ongelijkheid te handhaven, zeg maar. In de geest van Galton, die inmiddels voortrekker was van de beweging van eugenetica. Het waren duistere tijden. (https://tinyurl.com/urb2j3z)

Carl Brigham, kort daarvoor nog bejubeld pleitbezorger van de intelligentie-ideologie, maar inmiddels tot ander inzicht gekomen, deed rond 1930 de volgende uitspraak. Het citaat beschrijft in de kern welke ramp zich in de VS had voltrokken: “Vijfentwintig jaar geleden kwam de testbeweging ons land binnen, samen met een van de ernstigste misvattingen in de geschiedenis van de wetenschap, namelijk dat deze tests ‘aangeboren intelligentie’ meten, ongeacht oefening of scholing. Ik hoop dat niemand dat nu nog gelooft. De testscores zijn ongetwijfeld samengestelde scores van onderwijs, gezinsachtergrond, bekendheid met Engels, en zo verder, relevante en irrelevante zaken. De hypothese van ‘aangeboren intelligentie’ is dood.” (https://tinyurl.com/vgsowbx)

Dat die hypothese van ‘aangeboren intelligentie‘ dood zou zijn, is in 2020 allesbehalve het geval, helaas. Nieuwe mogelijkheden voor onderzoek op basis van het menselijk genoom blazen oude ideologie nieuw leven in. Jonge onderzoekers zijn naïef. (Laat ik even niets over de oude zeggen …).

Resumerend, de intelligentietest van Binet werd in de VS geïmporteerd als een ‘package deal’ met de uiterst conservatieve ideologie van de eugenetica. Dat pakket ontplofte zo ongeveer in de chaotische Amerikaanse samenleving, die in deze jaren juist enorme aantallen immigranten opnam en waar ook het onderwijsstelsel explosief groeide. Die intelligentietest kwam goed van pas om controle over scholen te houden. En psychologen als Thorndike, Goddard en Terman kwam het goed uit dat er zoveel belangstelling was voor die testerij; het werd een goudmijn. Jammer dat de test niet werd gebruikt om leerlingen in te sluiten (Binet), maar juist om ze uit te sluiten. Edward Thorndike bijvoorbeeld pleitte fanatiek tégen voortgezet onderwijs voor minder intelligente kinderen.

Zo noodzakelijk vond men de schooltest. (Bron: American School Board Journal (1922), Department of Special Collections and University Archives, Stanford University Libraries)

Individuele groei in intelligentie wordt weggestandaardiseerd, dat heeft echt ernstige gevolgen voor de beeldvorming over wat intelligentie is.

Ver-van-ons-bed?

Wat er een eeuw geleden gebeurde in de VS, is dat niet een beetje de ver-van-ons- Nederlandse-bed-show? Nee, dat is om meerdere redenen niet het geval. Het zit inmiddels diep in onze Westerse cultuur verankerd om verschillen in presteren vooral toe te schrijven aan verschillen in intelligentie, waar Oosterse culturen die verschillen vooral toeschrijven aan verschillen in inspanning. Je zou kunnen zeggen: het Westen is meer Galton, het Oosten meer Binet.

In ons Westerse onderwijs zijn leerlingen en studenten altijd al gerangordend, daar hadden we geen intelligentietests voor nodig. En we rangordenen nog steeds zonder dat we dat goed in de gaten hebben: ons cijfergeven is een gestileerde vorm van rangordenen die in de 19e eeuw vanuit het rangordenen is ontwikkeld (https://tinyurl.com/thh9ufp). Een pseudo-gestandaardiseerde vorm van rangordenen, schijn-objectiviteit. En we zijn er nog steeds gek op.

Met Galton begint ook de ontwikkeling van een wiskundig apparaat om met die intelligentie en met testscores te kunnen stoeien, en om het bestaan van intelligentie als kenmerk van individuen aannemelijk te maken. We kennen dat tegenwoordig onder de naam van ‘psychometrie’. Het is helemaal niet zo’n gekke gedachte dat die psychometrie een apparaat is dat handig dient om het ‘minder intelligente’ deel van de bevolking zijn plaats te wijzen. Kijk eens naar ons vmbo versus havo/vwo, en hoe de Cito-toets, tegenwoordig de Centrale Eindtoets, die klus klaart (https://tinyurl.com/tzsl9od).

Dat complexe verleden van intelligentietesten en van cijfergeven is vandaag de dag als het ware versmolten terug te zien in ons onderwijs, waar het rangordenen op basis van zowel tests als toetsen aan de orde van de dag is. Toetsen en examens verschuiven steeds meer in de richting van intelligentietests, met enorme lappen tekst, en contexten die van alles en nog wat kunnen zijn (voorbeeld: https://tinyurl.com/sejtd7x ) (analyse: https://tinyurl.com/uoy8nrt ). En de psychometrie is een wiskundig apparaat, ontwikkeld voor psychologisch tests, niet voor examens.

Opletten mensen!

Tot slot

Intelligentie is eigenlijk een dingetje van niks. Zo voorspelt het typisch maar een kwart van de verschillen in schoolprestaties, en dat dan nog in een selectieve onderwijscultuur die juist verschillen tussen leerlingen vergroot; vreemd dat het maar een kwart is! Toch heeft die intelligentie-testerij al honderd jaar een grote impact op mensenlevens, en eerlijk gezegd zie ik daar geen goede rechtvaardiging voor. Alfred Binet had een bescheiden doel met zijn test, was het daar maar bij gebleven.

Hoewel Alfred Binet juist oog had voor de ontwikkeling van kinderen, ging dat aspect in de IQ-beweging in de VS vooral verloren. Testpsychologie is een tak van sport die weinig verwantschap voelt met cognitieve psychologie en ontwikkelingspsychologie. (Zie ook Sandra Scarr, het verschil tussen de nadruk op nature respectievelijk nurture, https://tinyurl.com/uruoels). En in de cognitieve psychologie vinden we bijvoorbeeld onderzoek naar expertise, zoals beschreven in Ericsson en Pool (https://tinyurl.com/rsev9cl). In dat onderzoek blijken verschillen in intelligentie nauwelijks een rol te spelen, tot verbazing van velen (Ericsson, pp 85-100 in https://tinyurl.com/yx4j88y5).

De ‘intelligentie’ van Alfred Binet is altijd een schools construct gebleven. In de buitenschoolse wereld gaat het echt om andere zaken. Wat zegt dat over de kwaliteit van ons onderwijs?

Ben Wilbrink is psycholoog/onderwijsonderzoeker, www.benwilbrink.nl, @benwilbrink

Op www.van12tot18.nl vind je dit artikel terug met een nog veel uitgebreidere lijst van publicaties, een rijkdom om verder te lezen.

‘Intelligentie groeit met de schooljaren, terwijl IQ ongeveer gelijk blijft’

Het gemiddelde IQ van een bepaalde maandgroep of jaargroep is per definitie/standaardisatie altijd 100. Nu kan het zijn, om wat voor oorzaken dan ook, dat in de loop van de tijd de jaargroepen van bijvoorbeeld 12-jarigen intelligenter testen: dan komt hun IQ volgens de beschikbare normtabellen gemiddeld boven die 100 uit. Dit blijkt wereldwijd inderdaad een trend te zijn, bekend als het Flynn-effect. De normtabellen voor intelligentietests moeten dus periodiek worden herijkt om het gemiddelde IQ op 100 te houden.

Van iedereen die een jaar extra scholing volgt (https://www.pnas.org/content/109/2/425), stijgt het IQ met enkele punten, maar dat is louter een resultaat van normtabellen die dan achter zijn gaan lopen. Immers, per definitie is het gemiddelde IQ van een jaargroep 100. Iedereen intelligenter, dat kan best, in feite gebeurt dat wonder ieder schooljaar opnieuw. Maar dat zie je dan niet terug in het IQ. Begrijpt u wat er gebeurt? Intelligentie is niet hetzelfde als IQ. IQ is een afgeleide maat. Onthoud dat meestal niet het IQ, maar de intelligentie van belang is voor een goed leven.

Some literature

Binet, Alfred & Simon, Théodore (1916/1973 reprint). The development of intelligence in children. (The Binet-Simon Scale). Translated by Elizabeth S. Kite. Reprint: New York Arno Press. Geheel online: http://goo.gl/upPP4J
Boring, Edward G. (1923). Intelligence as the tests test it. New Republic, 35, 35-37 (https://tinyurl.com/rc3bdpj).
Carroll, John B. (1982). The measurement of intelligence, blz. 29-120 in Sternberg, Robert J., (Ed.): Handbook of human intelligence. Cambridge: Cambridge University Press. Brigham citaat: https://tinyurl.com/vgsowbx Blz. 108: “(..) the inertia within the profession itself that resulted from complacency about the sufficiency of available methodologies and testing procedures and disquiet about misuses of these procedures made serious inroads on the ability of the testing profession to move forward. Large sectors of the profession were enmeshed in outmoded or at least debatable concepts of human behavior, particularly the assumption that mental abilities are relatively immutable even with extensive and prolonged experience or intervention and, furthermore, that they have almost overpowering genetic determinants.”
Carroll, John B. (1997). Psychometrics, intelligence, and public perception. Intelligence, 24, 25-52. https://tinyurl.com/uqy35pk
Chapman, Paul Davis (1988). Schools as sorters. Lewis M. Terman, Applied Psychology, and the Intelligence Testing Movement, 1890-1930. New York: New York University Press.
Ericsson, K. Anders (2018). Intelligence as Domain-Specific Superior Reproducible Performance pp 85-100 in Sternberg, Robert J., The nature of human intelligence. New York: Cambridge University Press. Ook in zijn geheel op archive.org https://tinyurl.com/yx4j88y5 “... the standard practice of selecting children and adolescents for future advanced-level education based on the traditional tests of intelligence needs to be reconsidered, given their lack of relation to performance among skilled performers.” [p. 97]
Ericsson, K. Anders, & Pool, R. (2016). Piek. Hoe gewone mensen buitengewoon kunnen presteren. Houten: Unieboek | Het Spectrum. (besproken: https://tinyurl.com/rsev9cl)
French, Joseph L., & Hale, Robert L. (1990). A History of the Development of Psychological and Educational Testing, pp 3-28 in Reynolds, Cecil R., & Kamphaus, Randy W. Handbook of psychological and educational assessment of children: intelligence and achievement. London: The Guilford Press. https://tinyurl.com/ucy8lw6
Galton, Francis (1869/1892 2nd/2000). Hereditary genius. An inquiry into its laws and consequences. London: Julian Friedman Publishers. Free: http://goo.gl/93ULqi
Gould, Stephen Jay (1981). The mismeasure of man. New York: Norton. Het hoofdstuk ‘The hereditarian theory of IQ, an American invention’ begint met een uitgebreide behandeling van werk van de held Alfred Binet, wiens werk verkracht is in de VS.
Jarvin, Linda, & Sternberg, Robert J. (2003). Alfred Binet's contributions as a paradigm for impact in psychology. Chapter 3 in Zimmerman, B. J., & Schunk, D. H. (Eds.) (2003). Educational psychology: A century of contributions. Erlbaum. Compleet op Google Books (maar kan deels traag verschijnen): http://goo.gl/Wn2kQa “Unfortunately, the American developers of his work believed in fixed IQ and substantially modified Binet's original ideas and intentions.” [p. 97]
Daniel J. Kevles (1985). In the Name of Eugenics: Genetics and the Uses of Human Heredity. Cambridge, Mass.: Harvard University Press. https://tinyurl.com/urb2j3z Blz. 4: “And had he [Galton] been more self-aware he might have understood that his proto-eugenic pronouncements celebrated the social milieu—and met the psychic needs—of Francis Galton”
Lemann, Nicholas (1999). The big test. The secret history of the American meritocracy. New York: Farrar, Straus and Giroux. Its author interviewed: https://tinyurl.com/t3bravv sporting Binet in the very first sentence.
Maas, Han L. J. van der -, Kan, K. -J., & Borsboom, D. (2014). Intelligence is what the intelligence test measures. Seriously. Journal of Intelligence, 2, 12–15. https://tinyurl.com/vrnfpyk
Nisbett, Richard E. (2009). Intelligence and how to get it: Why schools and cultures count. New York, NY: Norton. https://tinyurl.com/yx2k6mo3
Prinsen, B. A. (1935). Intellectmetingen bij kinderen. Bijdrage tot een vergelijkend onderzoek van stad en platteland http://goo.gl/2vZ5SD (scan van het hele proefschrift).
Ritchie, Stuart & Tucker-Drob, Elliot (2018). How much does education improve intelligence? A meta-analysis. Psychological Science https://psyarxiv.com/kymhp
Scarr, S. (1997). Behavior-Genetic and Socialization theories of intelligence: Truce and reconciliation. In Sternberg & Grigorenko, pp 3-41. https://tinyurl.com/uruoels
Snow, Richard E., with Yalow, Eleana (1982). Education and intelligence, blz. 493-584 in Sternberg, Robert J., (Ed.): Intelligence. Cambridge: Cambridge University Press.
Stanovich, Keith E., & West, Richard F. (2014). What intelligence tests miss. The Psychologist, 27, 80-83. https://tinyurl.com/ugm8s24
Sternberg, Robert J. (Ed.) (2018). The nature of human intelligence. New York: Cambridge University Press. Ook in zijn geheel op archive.org https://tinyurl.com/yx4j88y5 Geeft de huidige stand van zaken over intelligentie-onderzoek.
Sternberg, Robert J. & Grigorenko, Elena (Eds.) (1997). Intelligence, heredity, and environment. Cambridge: Cambridge University Press. Contents and abstracts: https://tinyurl.com/ukbwh7p Voorloper van Sternberg 2018.
Sutherland, Gillian (1984). Ability, Merit, and Measurement: Mental Testing and English Education 1880-1940. Oxford: Oxford University Press.
Thorndike, Edward L. (1911). Individuality. Boston: Houghton Mifflin Company https://tinyurl.com/s5hdn8g Interessant boekje! Blz. 7, over individuele verschillen: “The differences exist at birth and commonly increase with progress toward maturity. Individuality is already clearly manifest in children of school age.” Dit boekje is een sleutelpublicatie. Het lijkt qua strekking verdraaid veel op Blueprint van Robert Plomin. Dat geeft te denken.
Wilbrink, Ben (1997). Assessment in historical perspective. Studies in Educational Evaluation, 23, 31-48. https://tinyurl.com/thh9ufp
Wilbrink, Ben (2018). Op weg naar eerlijk onderwijs. Van Twaalf Tot Achttien. (https://tinyurl.com/tdokvk5)
Wilbrink, Ben (2019). Jubileumboek 50 jaar Cito – Mantel der liefde. blog https://tinyurl.com/tzsl9od