Jaren geleden, toen ik het begrip burgerschap voor het eerst in de onderwijscontext tegenkwam, was het eerste wat ik voelde opkomen: weerstand. En een beetje achterdocht. Het woord deed me te veel denken aan ‘burgerlijk’, ‘burgerlijkheid’. Datgene waartegen we ons als puber afzetten. De angstaanjagende saaiheid van het volwassen bestaan, de kop en schoteltjes, de mariakaakjes, de gehaktballen, de kantoorbaan van je vader, het tikken van de klok op zondag en de gedekte tafel om 18.00. Het werd er niet beter op toen we gingen studeren. De afkeuring voor de burgerlijkheid van ons eigen nest extrapoleerde zich naar afkeuring voor ongeveer de hele natie. Het was de glorietijd van de politieke middenpartijen en wij verafschuwden alles wat conservatief en conformistisch was. Zelfs het wonen op een studentenflat was voor de angsthazen, vonden we. De norm was: een uitgeleefd studentenhuis, een verstoord dag-nacht ritme, veel bier en nog meer woorden, allemaal gericht tegen het grootkapitaal, tegen sociaal onrecht en tegen de hypocrisie van de burgerlijkheid in het algemeen. Het duurde zes jaar. En toen moesten we onze veilige omgeving verlaten en gewoon gaan werken.

Burgerlijkheid en burgerschap zijn verschillende noties, dat weet ik ook wel. Toch heb ik er nog wel even over moeten doen om in burgerschapsvorming niet de hand te zien van de overheid als kwade genius die op slinkse wijze via het onderwijsstelsel brave burgers probeert te boetseren. Maar inmiddels heb ik de draai gemaakt: ik omarm burgerschapsvorming, en het is eigenlijk opnieuw de samenleving die daartoe uitnodigt. De vooruit razende, ingewikkelde, gelaagde samenleving waarin alles waar en niet waar is. Ik zie de kwetsbaarheid van de democratie, de noodzaak tot een wederkerige relatie tussen burger en overheid, het belang van participatie en het belang van ontmoeting, kennis over elkaar en empathie. Wat kan er meer betekenisvol zijn dan kinderen daarin te begeleiden? Burgerschapsvorming noemen we dat nu, een containerbegrip waarin iedereen zijn weg zoekt, ook al komt er langzaam meer kader los, getuige https://curriculum.nu/ontwikkelteam/burgerschap.

Hoe bespreek je vrijheid en gelijkheid (GO1) in een land waar de een toch hardnekkiger gelijker blijft dan de ander?

In dit dikke nummer – er passen helaas niet meer dan 64 pagina’s in een nietje – kun je van alles lezen over burgerschapsvorming. Samira Bouchibti vertelt over het voeren van moeilijke gesprekken in de klas, met Willemijn Rinnooy Kan wisselen we van gedachten over de school als oefenplaats voor burgerschap, Bram Eidhof geeft haakjes aan iedereen die behoefte heeft aan een preciezere definiëring, Laurence Guérin licht toe wat je bèta-burgerschap zou kunnen noemen, en Jacques Dane geeft ons de term milddadigheid terug. En natuurlijk zijn er de verhalen vanuit de school. Over het vak maatschappijleer, over een humanistische grondslag als kompas, over wereldburgerschap aan de hand van indrukwekkend fotomateriaal. Verhalen over het wat, en zeker ook over het hoe: burgerschap is geen vak maar leef je voor. Als mens, als leraar, als organisatie. Ja echt, er gebeuren zoveel mooie dingen in ons onderwijs.

Toch ben ik nog niet vrij van nare dromen. Dan passeren onverhoeds de Grote Opdrachten van het ontwikkelteam Burgerschap het netvlies. En dan denk ik: als voorleven zo belangrijk is, wat leven wij als samenleving onze jeugd dan voor? Hoe bespreek je vrijheid en gelijkheid (GO1) in een land waar de een toch hardnekkiger gelijker blijft dan de ander? Hoe wijd je de jeugd in in het domein van macht en inspraak (GO2) als ons eigen systeem van macht en inspraak afbrokkelt onder integriteitskwesties? Hoe behandel je identiteit (GO4) als onze politieke rolmodellen medeburgers proberen te beroven van hun loyaliteit aan Nederland én aan het land van hun familie en herkomst? Hoe voed je op tot solidariteit (GO6) als op het hoogste niveau ‘deals’ worden gesloten over groepen mensen op drift, als ware het een sprinkhanenplaag? Wat vertel je over globalisering (GO9) als het vooral bescherming van de handelsbelangen is die het moreel kompas richt? En dan zie ik het ineens diametraal anders. Dan denk ik: wie moet hier nu eigenlijk wie opvoeden?

Ik heb volgens mij nog wel ergens een poster van Amnesty International op zolder liggen.

Ik wens iedereen veel leesplezier en een lange hete zomer toe!

Renske Valk