Een paar dagen geleden overviel mij een hele eenvoudige gedachte. Te eenvoudig eigenlijk, maar toch. De gedachte was deze: als het beroep van leraar zo veeleisend en ingewikkeld is, waarom maken we het dan niet makkelijker? Als 32 leerlingen in een klas verhinderen dat de leraar voldoende persoonlijke aandacht aan ieder kind kan geven, waarom geven we dan aan zoveel kinderen tegelijk les? Als het slopend is om ieder lesuur opnieuw een topprestatie te leveren, waarom reorganiseren we de lestijd dan niet? Als je geen rust is gegund in de lange sprint naar allerlei te behalen einddoelen, waarom blijven we het curriculum dan zo volstoppen? Als je ruimte en intimiteit nodig hebt om jezelf als leraar te ontdekken en rustig je eigen vakmanschap te ontwikkelen, waarom kijkt dan de godganse wereld mee naar wat jij bereikt met je leerlingen? Kortom, moet leraarschap er zo uitzien? Zo, zoals het nu is geworden? En zijn alleen de mensen die dit allemaal kunnen behappen goede leraren? Of kunnen mensen net zo goede leraren zijn, ook als ze niet onder deze omstandigheden kunnen floreren? Ik moest ook denken aan de boeren en de evolutie die het boerenbedrijf heeft doorgemaakt. Zijn alleen die mensen goede boeren die er brood in zien om gemiddeld zo’n 5000 varkens met afgeknipte staarten in een stal te houden en meer tijd kwijt te zijn met een tot waanzin drijvende boekhouding dan met het voeren van hun beesten? Ik bedoel maar te zeggen, voor je het weet vind je dingen normaal die misschien helemaal niet normaal zijn. Soms moet je even afstand nemen.

Misschien dat ik daarom zoiets dacht, want ik neem afstand: dit is de laatste keer dat ik jullie, mijn trouwe lezers, vertel over wat me bezighoudt. Als het gaat om onderwijs. Als hoofdredacteur van een vakblad. Ik heb ruim twaalf jaar dit vakblad onder mijn hoede mogen hebben en nu vind ik het tijd om Van12tot18 aan een nieuwe goedgemutste scherp denkende maar altijd genuanceerde en mild oordelende onderwijsprofessional over te dragen.

Ik reed een paar dagen geleden naar Den Haag en vroeg mezelf in de auto af waar ik nu eigenlijk afscheid van neem? Is Van12tot18 het blad geworden zoals ik dat twaalf jaar geleden voor ogen had? Aan het begin had ik eigenlijk nog niet zo veel voor ogen. Ja, ik had de plafonniere in mijn slaapkamer voor ogen, in het holst van de nacht bijkans panikerend, in het besef dat na maart april komt, en eigenlijk ook al mei. Maar werkenderwijs ontstond in mij een groeiend verlangen om twee dingen na te streven, die zich laten omschrijven met de woorden die Tjeenk Willink al eerder gemunt heeft: Groots denken, Klein doen. Een blad dat aan de lezer laat zien dat in het kleine de goudvoorraad van het onderwijs wordt bewaard, terwijl je het grote verhaal nooit mag veronachtzamen; weet wat er aan de hand is, weet waar je staat. Het is me gelukt voor zover het me gelukt is. Onmisbaar daarbij waren jullie, de trouwe lezers, de vaste schrijvers, Annemoon met de rode pen, Henk met altijd weer een nieuw idee, de leraren in de adviesraad, en al die onderwijsprofessionals die meedachten en meededen. Ik heb dat altijd hartverwarmend gevonden: het blad werd gedragen.

Van12tot18 gaat verder, zonder mij. Ik ga iets anders doen. Iets dat voor mij weer heel veel betekenis in zich heeft én mij uitdaagt om het beste van mijzelf te geven, goedgemutst, scherp denkend maar altijd genuanceerd.

Het ga jullie goed!