Eric Koenen is eigenaar van de Academie voor Interventiekunde en van de Doorwerthgroep, voorzitter van meerdere raden van commissarissen en auteur van onder andere ‘De Kunst van leiderschap’, ‘De Atomiumorganisatie’ en het onlangs verschenen ‘Samen Slim, hoe collectieve intelligentie ons gaat redden.’

Wat is collectieve intelligentie? “Collectieve intelligentie is geen ‘eigenschap’. Het is iets dat ontstaat wanneer je, goed geregisseerd, mensen met verschillende betrokkenheid bij een vraagstuk bij elkaar brengt. Iemand die heel intelligent is heeft niet meer hersenen maar meer verbindingen. Dat geldt ook voor netwerken en organisaties. Zo ga je als het ware van een ‘Genius’ naar een ‘Scenius‘. Laat ik een voorbeeld noemen. Veel huidige maatschappelijke vraagstukken als de toeslagenaffaire, de woningproblematiek, boeren en stikstof, gedoe rondom de participatiewet zijn ontstaan omdat we beleidsmakers, beleidsuitvoerders én de mensen die het werkelijk betreft niet goed hebben verbonden. Het ontbreken van contact tussen verschillende betrokkenen leidt tot polarisatie. Zo kunnen vier mensen met een individueel IQ van 140 een collectief IQ van 80 krijgen. Daar los je complexe vraagstukken niet meer mee op.”

Als Titus Plautus dat inzicht al had, waar onderweg zijn we dat dan verloren? “Er is natuurlijk altijd al samengewerkt maar de samenleving werd steeds gelaagder. Kijk naar het onderwijs: Hoger, lager, middelbaar. Een deel van de mensen gaat naar de markt en anderen naar de Marqt en ze komen elkaar nooit tegen. We zijn academische kennis veel hoger gaan waarderen dan praktische kennis, uitvoeringskennis. In theorie zijn theorie en praktijk hetzelfde… maar in de praktijk niet! Veel vraagstukken beginnen het individuele denkvermogen te overstijgen, denk aan AI, de exponentiële groei van chip-capaciteit. Verbind dit met het tijdperk van individualisme, verdergaande polarisatie en de formule voor ‘individueel slim maar collectief dom’ is daar.”

Vanuit die gedachte, wat zouden wij in de samenleving anders kunnen organiseren? “Er zijn veel voorbeelden denkbaar, ik beschrijf ze in mijn boek. Maar laat ik hier als voorbeeld het ontwerp van een school nemen. Een architect zou een paar keer leerlingen, ouders, leerkrachten, bouwers, kunstenaars, spijbelaars bij elkaar kunnen brengen om samen te ontwerpen. Wanneer ik een stap verder ga, volgens de visie van filosoof Bruno Latour en zijn ‘Parlement der dingen’ dan zou je ook de leermiddelen ‘een stem kunnen geven’. Dat klinkt wellicht vreemd, maar de exercitie is interessant. Waar voelen de boeken, hulpmiddelen, tafels, planten, dieren, zich het beste thuis, wat zouden die willen zeggen wanneer ze een dag konden meepraten? We denken op vele fronten nog erg rechtlijnig. Enkele jaren geleden schreven kinderen in een project een brief aan de zee. En de zee schreef terug. Hij zei dat hij zich niet lekker voelde door al dat plastic en ook het plastic ‘dacht’ mee. Die personificatie bleek erg belangrijk voor het besef van milieuvervuiling.”

23 vtta5 uitgelicht foto Eric Koenen

“Mijn sterkste pleidooi gaat over het reduceren van het belang van individuele excellentie en het waarderen en benutten van het verschil.”

Waar zou het voor pleiten in het onderwijs? “Mijn sterkste pleidooi gaat over het reduceren van het belang van individuele excellentie en het waarderen en benutten van het verschil. Natuurlijk moet ieder zijn talent ontwikkelen, daaraan mag je een stevige kwaliteitsnorm stellen. Maar de toekomst behoeft meer dan ooit mensen die kunnen samenwerken. Er zijn vele vormen van ‘slimheid’ en juist die moeten we leren te verbinden. Het blijft vreemd dat leerlingen van een vwo nooit eens een dag meelopen met leerlingen op een vmbo, of nog beter, samen projecten leren doen en elkaars talenten gaan waarderen.”

Wat heb je geleerd over jezelf tijdens het schrijven van dit boek? “Vijf jaren sprak ik met veel mensen over dit onderwerp. Ik betrapte mijzelf op mijn eigen vooroordelen, de beperkte blik, de kennisillusie. Dit laatste is erger dan niet-weten. Ook schrok ik van de op meerdere plaatsen nog heersende academische arrogantie ten opzichte van de praktisch opgeleiden. En de mooiste les was het voelen van de eigen ontroering wanneer ik mensen vanuit verschillende ‘oude lagen’ van een organisatie in gesprek zag gaan over vraagstukken en hoeveel ze elkaar te leren hadden. Er is nog een wereld te winnen. En: er is geen andere weg.”