In publicaties rond basisvaardigheden ontbreekt vaak een analyse en een expliciete omschrijving en afbakening van welke type vaardigheden nu precies nuttig zijn voor leerlingen van deze tijd en hoe en waar leerlingen de basisvaardigheden gaan gebruiken in hun verdere leven.

De Onderwijsraad geeft in haar advies wat betreft rekenen zo’n koersbepalende omschrijving gelukkig wel: “Rekenen staat voor een brede ontwikkeling van gecijferdheid.” (p.12). Met als toelichting: “Rekenen is net als taal essentieel voor leren en deelnemen aan de samenleving. Technologie en digitalisering zijn onderdeel van ons dagelijks leven en hebben een wiskundige basis. Tijd, geld, medicatie, sportprestaties: ze draaien allemaal om getallen die je moet kunnen begrijpen, bewerken en interpreteren. De wereld om ons heen heeft dus onmiskenbaar een kwantitatieve dimensie. Dat vergt dat mensen ‘gecijferd’ zijn. Gecijferdheid omvat veel meer dan rekenen alleen. Het gaat ook om bijvoorbeeld het begrip van getallen, verhoudingen en ordes van grootte en het vermogen in verschillende situaties reken-/wiskundegerelateerde informatie te herkennen, interpreteren en gebruiken. En om het inzetten van rekenmachines en computers als hulpmiddel, informatiebron en communicatiemiddel. De omgang met de kwantitatieve wereld veronderstelt dus een breed repertoire van parate kennis, inzichten, routines en attitudes.” (p.12)

De meeste opgaven zijn niet meer wezenlijk veranderd sinds de jaren 1980 en zijn eigenlijk nauwelijks meer relevant om leerlingen voor te bereiden op een toekomst in onze huidige gemathematiseerde wereld.

Dit is een mooie, brede en moderne opvatting van rekenen die je in veel landen[1] met een toekomstgerichte visie op onderwijs terugziet. Het zou ook een voor de hand liggende koers zijn voor de actualisatie van de kerndoelen voor basisonderwijs en onderbouw voortgezet onderwijs. Het is wel een vorm van reken- en wiskundeonderwijs die veel vergt van leerkrachten, methodes, opleiding en nascholing. Gelukkig is de expertise om hierbij passend onderwijs vorm te geven in Nederland ruimschoots voorhanden, bijvoorbeeld in het Expertisecentrum Lerarenopleidingen Wiskunde en Rekenen (ELWIER[2]). Het is dan vooral een kwestie van investeren in ontwikkel- en uitprobeerruimte voor leraren, scholen en lerarenopleidingen en geduld en vertrouwen in dit proces door beleidsmakers.

Als het gaat om het bereiken van de bijbehorende doelen vervalt de Raad helaas in de stoere top-down controlemaatregelen: monitoring met externe toetsen, afrekenen door inspectie, eindtoetsen voor de lerarenopleiding. In de literatuur rond ‘educational change’ en duurzame onderwijsverbetering is er weinig ‘evidence’ voor het succes van dergelijke maatregelen. De raad stelt dat de resultaten stevig gemonitord moeten worden in basisonderwijs (groep 5 + 8), voortgezet onderwijs (klas2/3 en eind) en mbo (p. 44). Daarbij doemt echter wel een groot probleem op. De huidige rekentoetsen om het niveau te monitoren van Inspectie, Cito en een aantal onderzoekers zijn veelal gedateerd, niet doorontwikkeld, gericht op goed-fout sommetjes, gefragmenteerd en gericht op lagereorde-doelen, zoals het uitvoeren van vaste procedures met de hand. De meeste opgaven zijn niet meer wezenlijk veranderd sinds de jaren 1980 en zijn eigenlijk nauwelijks meer relevant om leerlingen voor te bereiden op een toekomst in onze huidige gemathematiseerde wereld. Die afrekentoetsen en monitoringsinstrumenten schetsen dus een diametraal ander en inmiddels gedateerd beeld van rekenen en wiskunde aan de scholen dan de door de Raad bepleite koers voor een toekomstig reken- en wiskundeonderwijs. In het voorgenomen beleid worden leerkrachten en scholen ook nog eens door een nieuw bataljon Inspecteurs hardhandig afgerekend op basis van die gedateerde toetsen. Deze ontwikkeling leidt er nu al toe dat een toenemend aantal scholen in het basisonderwijs terugvalt op een simpele voordoen-nadoen didactiek rond louter lagereorde-vaardigheden. Genoeg voor een aardige score op de gedateerde toets. Ook heeft de commerciële wereld zich hierop gestort, die het tegen betaling enkele weken laten oefenen van simpele sommetjes gelijkstelt aan het bereiken van de doelen van ons reken- en wiskundeonderwijs.

Kortom: bij de koersbepaling voor het reken- en wiskundeonderwijs geeft de Raad er blijk van kennis te hebben van internationale tendensen in rekenen-wiskunde-gecijferdheid (Mathematics-Numeracy). Bij de implementatie helaas niet. Met de in het advies voorgestelde maatregelen zal het niveau van het reken-wiskundeonderwijs in Nederland echter niet gaan stijgen. Integendeel.


[1] https://www.oecd-ilibrary.org/...

[2] https://www.linkedin.com/feed/...