Ouders komen op voor hun kinderen. Daar zijn we tenslotte moeder en vader voor. Het is een natuurlijk recht.

Zelf bezocht ik de middelbare school in de jaren 70. Mijn ouders heeft de school daar zelden gezien. Het ging immers goed en als ik al een keer verontwaardigd of boos thuis kwam, gold thuis stelselmatig de regel: de leraar zal het wel bij het rechte eind hebben. Korte metten dus. Generatiegenoten zullen het ongetwijfeld herkennen. Ik leerde daardoor al snel mijn eigen boontjes doppen. Noem het zelfverantwoordelijk opereren avant la lettre.

Inmiddels ben ik bijna 20 jaar in het onderwijs werkzaam, in diverse rollen. Toen mijn oudste zoon naar het voortgezet onderwijs ging, koos hij overtuigd voor de school waar ik in die tijd rector was. Hij wilde per se naar de TTO-afdeling. Om iedere schijn van belangenverstrengeling en ook van goedbedoelde bemoeizucht te voorkomen, spraken we thuis af dat mijn partner alle oudercontacten met school voor zijn rekening nam. Dat leek ons voor iedereen de beste oplossing, temeer omdat ouders die zelf in het onderwijs werken, nog wel eens de bedenkelijke reputatie van ‘lastige klant’ hebben. De docenten van mijn zoon konden met onze afspraken goed uit de voeten. Ik hoorde nooit van collega’s iets over zoonlief, behalve die ene keer toen hij met vriendjes voor het eerst naar de kermis ging en vervolgens een diepe onvoldoende haalde voor Grieks. De leraar zat er duidelijk mee in zijn maag. ‘Wat zou je doen als het om een andere leerling ging?’ vroeg ik aan hem, en daarmee was de kous af.

Zo kreeg ik voor de afschaffing van het Ardennen-kamp voor examenleerlingen meteen de handen op elkaar in de personeelskamer, maar thuis werd het besluit afgedaan als een ‘het slechtste besluit ooit!

De dubbelrol in het onderwijs heeft me ook veel gebracht. Veel onderwijsprofessionals zijn zelf ook moeder of vader en kijken daardoor, net als ik, met een andere blik naar de school van hun eigen kinderen. Ik leerde mijn school zien door de ogen van de ouders van onze leerlingen en deed daar mijn voordeel mee. Heel af en toe kreeg ik thuis ongevraagde feedback over keuzes die ik op school maakte. Zo kreeg ik voor de afschaffing van het Ardennen-kamp voor examenleerlingen meteen de handen op elkaar in de personeelskamer, maar thuis werd het besluit afgedaan als een ‘het slechtste besluit ooit!’

Inmiddels verkennen mijn eigen kinderen het studentenleven en mijn rol als rector is ingeruild voor de rol van bestuurder van een aantal middelbare scholen. De afstand tot het dagelijkse reilen en zeilen is op school daardoor groter geworden, maar het thema ouderbetrokkenheid blijft onveranderd langskomen. Ik zie hoe verschillend dit thema speelt op de verschillende scholen. Op onze ISK-locaties is ouderbetrokkenheid het meest present: wie zijn de ouders van onze leerlingen, waar zijn ze, welke taal spreken ze en hoe komen we überhaupt met hen in contact? Ook onze vmbo-scholen zoeken actief naar wegen om de ouders meer bij school te betrekken, terwijl de docenten en de leiding op onze andere scholen soms juist weer worstelen met ouders die geen grenzen kennen als het om het eigen kind gaat. Of we wel weten dat het voor de dyslexie van Loes echt nodig is om de toetsen voortaan in lettertype Verdana af te drukken, op roze papier… Tja, voor dit soort issues biedt geen enkel 10-minutengesprek of ouderbetrokkenheidsbeleid voldoende soelaas.