In trainingen heb ik nogal eens meegemaakt dat onderwijsprofessionals zich weinig positief uitlieten over de daden van hun bestuurders en hoger management. Doorvragend bleek dan in veel gevallen dat de beelden waren gebaseerd op ‘van anderen gehoord’, ‘uit de krant’ of soortgelijks. Zelden had men er met de persoon zelf over gesproken, laat staan dat ze hem of haar persoonlijk ontmoet hadden. Ook het omgekeerde komt voor: beeldvorming onder management en bestuur over de onderwijsprofessional en diens vermogen en affiniteit om bepaalde verantwoordelijkheden op zich te nemen.

Onuitgesproken en soms hardnekkige beelden over en weer leiden stilzwijgend tot een ‘rolgevangenis’ in de verdeling van taken en verantwoordelijkheden. Organisatie, financiën, ICT, verantwoording over resultaten en beleid, het oplossen van conflicten en problemen,… het zijn zaken voor het management en bestuur. Het curriculum en het onderwijs in de klas zijn het domein van de onderwijsprofessionals. Het je kunnen terugtrekken in een eigen comfortzone en de verantwoordelijkheid voor de rest projecteren bij een andere partij heeft heel aangename kanten. Voor een deel komt die verantwoordelijkheidsverdeling voort uit een soort handelingsverlegenheid.

Een jaar of tien geleden deed ik voor de Onderwijsraad onderzoek naar het functioneren van tien grote schoolorganisaties van po tot en met ho. In de gesprekken met de bestuurders viel me op dat ze stuk voor stuk zoveel mogelijk verantwoordelijkheid voor de onderwijskundige aspecten bij de onderwijsprofessionals wilden beleggen, hoewel ze in de politiek en pers wel als ‘eindverantwoordelijke’ verantwoordelijk worden gehouden voor de prestaties die de organisatie levert en als eerste worden aangesproken, ook als ‘onderwijskundige’ zaken niet goed zijn gegaan.

Onuitgesproken en soms hardnekkige beelden over en weer leiden stilzwijgend tot een ‘rolgevangenis’ in de verdeling van taken en verantwoordelijkheden.

De Coronacrisis heeft de oude werkelijkheid op zijn kop gezet. Zaken die altijd in de school werden geregeld of per afdeling of locatie werden beslist, zijn ineens kwesties op de bestuurderstafel geworden. Omgekeerd moeten leraren zaken gaan organiseren die voorheen het domein van het management waren, of van stafafdelingen. Waren processen zoals roosters en lessenreeksen eerst ‘gepland’, nu wordt opeens een beroep gedaan op het improvisatietalent van docententeams en zijn ze flexibeler dan ooit, afhankelijk van de dan heersende omstandigheden. Ook leerlingen en hun ouders zijn hierin partij. Om nog maar te zwijgen van de relatie tussen overheid en schoolorganisaties, want ook daarin is heel veel ‘opgeschud’.

Misschien wel het meest fundamentele aspect hieraan is geweest dat bestuur en management, overheid en instellingen, onderwijsprofessionals, leerlingen en ouders elkaar over en weer ruimte en vertrouwen hebben moeten geven.

In welk proces komen we terecht nu het land weer ‘open gaat’? Een terugkeer naar een oude werkelijkheid is in meerdere opzichten maar moeilijk voorstelbaar. Maar een nieuwe realiteit waar we ons gemakkelijker bij voelen dan bij de oude, en duurzaam de lessen trekken uit deze disruptieve periode, is geen vanzelfsprekendheid en geen gemakkelijke opgave. Misschien is de meest essentiële voorwaarde hiervoor het blijvend over en weer investeren in, en het uitspreken van, een gezamenlijk gevoelde verantwoordelijkheid en wederzijds vertrouwen. Zij + Wij = WIJ.

Frans de Vijlder is lector aan de HAN University of Applied Science en houdt zich bezig met goed bestuur en innovatiedynamiek in maatschappelijke organisaties, politiek-bestuurlijke en maatschappelijke innovatiebewegingen en de rol van professionals hierbij (professionals governance).