Dit is geen verzonnen casus, althans dat neem ik aan. De moeder van de leerling om wie het gaat heeft dit voorval opgeschreven in een NRC-ikje en dat berichtje ook nog eens doorgezet op twitter. Het levert een lange gespreksdraad met veel deelnemers op, waarin recht en onrecht van alle kanten bezien en besproken wordt. Het is een interessante casus want hoe langer je erover nadenkt, hoe meer overwegingen er achter vandaan komen en hoe minder voor de hand liggend een enkel antwoord is. Het begint natuurlijk allemaal met een gevoel van onrecht. Een goed werkstuk van een schijnbaar leuke dame aan de ene kant, en een diepe onvoldoende met nog iets achter de komma aan de andere kant. En daar tussenin een verhaal dat ergens goed voor moet zijn.

Cijferen is een bijzondere aangelegenheid. Eén cijfer, twee cijfers, drie cijfers, en dan wel of niet wegen en middelen. En waarvoor dan precies? Dáárvoor allemaal? En dat zit allemaal in dat ene cijfer? En dat telt dan ook mee op het rapport? Ja, cijferen is een speciale taal die wordt beheerst door leraren. Een compact communicatiemiddel waarvan het zaak is dat leerlingen dit snel onder de knie krijgen, inclusief alle idiolecten. Overigens raken ze daar behoorlijk bedreven in. Een belangrijk maar ongeschreven leerdoel.

Terug naar de casus. (Ik laat ik even de technische kant van het pedagogisch cijferen voor wat het is.)

Ik moest denken aan een rij-instructeur die zijn leerling door rood laat rijden en die – als ze beiden uit het wrak gezaagd zijn – tegen zijn leerling zegt: ‘Zo, nu weet je wel waar dat rode stoplicht voor bedoeld is, denk ik zo?’ Grapjas. Instructeurs, leraren, opvoeders, we hebben allemaal de opdracht om de onwetenden wetend te maken en de klunzen vaardig. We begeleiden onze kinderen in hun dwaaltocht naar volwassenheid en veel van dat werk is het voorkomen van onheil. Maar daar wordt het dan ook direct lastig. Want wat is onheil, wanneer en voor wie? De twee-en-een-half voor Julia met haar mooie werkstuk kan een klap in het gezicht zijn, maar ook een schot in de roos. Alleen in de relatie tussen Julia en haar leraar en bij een goede lezing van de context is die duiding te geven. Er is met andere woorden weer eens niet één antwoord op deze vraag, geen generiek oordeel, geen juryuitspraak. Zo lastig is onderwijs.

En dat moet je dus allemaal leren op de lerarenopleiding, want daarover gaat dit novembernummer. Het enige wat ik dan denk is: dit kun je alleen maar leren in de klas en op school, met alle mogelijke situaties waarin je belandt. En leren beschouw ik dan als: het erover hebben met collega’s om vervolgens je eigen weg daarin weer te kiezen. Want behalve de pedagogische en didactische rekenregels heb je vooral ook jezelf waarmee je in lijn dient te handelen. Geloofwaardigheid is een groot goed.

Nou, al mijn lezers weten dit, want die zijn leraar en ik niet. Maar jullie zien, ik doe mijn best.

Dit nummer heeft een klein haakje dat groot kan worden: een nieuwe opleidingsstructuur voor leraren zoals die vorig jaar is geadviseerd door de Onderwijsraad, en de kamerbrief van de ministers waarin zij deze adviezen omwerken naar eerste schetsen voor het nieuwe opleiden. Het is ingewikkelde materie waarover – na curriculum.nu – nog veel en op luide toon gesproken zal worden. Met dit nummer maken we een bescheiden start.

Ik wens iedereen veel leesplezier!

Renske Valk,
hoofdredacteur