Eerlijk gezegd vind ik afluisteren een van mijn leukste bezigheden. Sinds ik een relatie heb met de firma Schoonenberg is dat veel makkelijker geworden. Ik schik mijn zetel zo dat ik optimaal hoorcomfort heb, neig mijn hoofd onzichtbaar in de juiste richting en dan neem ik waar, ongemerkt. Ik ben dus eigenlijk een auditieve voyeur.

Soms breng ik mijzelf ongewild in de problemen door mijn afluisterpraktijken. Zo zat ik dit weekend in een Zwols café naast twee heren die taaldocenten bleken te zijn. Welke taal ze doceerden kon ik niet opmaken uit de conversatie. Zij beklaagden zich tegenover elkaar over het gebrekkig optreden van de schoolleiding, beter gezegd, zij vonden dat de schoolleiding ten onrechte niet optrad. De oudere begon.

‘Ze verwachten dat je die patjepeeërs zo onder de duim hebt dat je geen onderwijstijd verliest aan orde houden. Maar als je dan eens wat van dat rapalje naar de gang verwijst, heb je al snel Schonk over je heen. Laatst zei hij dat je de pedagogische relatie niet mag verbreken. In het lokaal moet het gebeuren, ook voor die leerling die zich misdraagt. Waarom neemt Schonk zo’n schobbejak niet gewoon mee en dient hij hem wat strafarbeid toe? Maak ze gedwee!’

(Voor de duidelijkheid: schoolleider Schonk heet in werkelijkheid anders. Ik koos overigens onmiddellijk partij voor hem. Zelf zie ik het precies zo: verbreek nooit de verbinding en als dat toch is gebeurd, neem dan zelf verantwoordelijkheid voor het herstellen ervan. Merk overigens op dat de docent in dit korte citaat drie verschillende prachttermen gebruikt om zijn leerlingen te depreciëren.)

De jongere collega stemde in. Bederf heeft soms maar weinig tijd nodig.

‘Op mijn vorige school ging het al net zo. Daar moest een uitgestuurde leerling een gele kaart halen bij de conciërge. Na het lesuur moest de leerling met de ingevulde kaart naar je toekomen en dan moest je er met hem over spreken. Jammer van de tijd! Om te beginnen zijn het altijd dezelfden en verder zijn ze ook nog eens hardleers. En ondertussen zit de teamleider rustig in zijn kantoortje niets te doen of…’

(Wat de teamleider verder werd verweten, kon ik niet horen omdat de jonge docent juist het cappuccinoschuim van zijn bovenlip veegde, een duidelijk voorbeeld overigens van hoe consumeren dikwijls het waarnemen bemoeilijkt.)

De oudere collega ging er nog eens over heen. Vroeger hadden zij ook zo’n systeem gehad, maar dat was afgeschaft. Niemand hield zich eraan, de gele kaarten lagen in de gang. Eigenlijk kende hij maar één school waar het echt goed ging. Ik spitste mijn gehoorapparaten en stak mijn hoofd bijna in hun consumpties. Welke school zou dat zijn? Dat wilde ik wel eens weten!

‘De school waar ik ooit zelf op heb gezeten namelijk. Ik geef toe, dat is al even terug, maar daar werd een uitgestuurde leerling door de rector persoonlijk onder handen genomen. Of door de conrector als je pech had, die was nog erger. Pedagogische relatie, laat me niet lachen. Daar hadden die gasten nog nooit van gehoord. Maar je liet het wel uit je hoofd verder.’

Dit was het moment waarop ik krachtdadig wilde ingrijpen door de heren tot de orde te roepen, maar dat werd mij onmogelijk gemaakt door het binnentreden van twee dames, de vrouwen van de beide docenten naar al snel bleek.

‘Zitten jullie hier nou nog?’, snerpte de ene. ‘Wij staan al een half uur op jullie te wachten.’

De manier waarop de twee opstonden en zich voegden in de bedoelingen van hun wederhelften had iets zwijgzaams zonder protest.

Gedwee zou ik het willen noemen.