Als het gaat om voorbeeldfiguren, dan stond bij mijn moeder onbetwist op nummer één: de goddelijke drie-eenheid. Ze was geen opvallend christen, maar tijdens de zware perioden van haar leven kon ze ineens blijk geven van een diepgevoeld geloof. Ik had daar geen last van, niet van een geloofsovertuiging en ook niet van mijn moeder. Wat ik wel wonderlijk vond is dat mijn oom, haar broer, mateloos grof kon vloeken, het liefst met alles wat in de bijbel stond. Mijn moeder verafschuwde dat en ik begreep niet hoe die twee uit één nest konden komen. Er waren wel meer contrasten in de grootfamilie. Zo was er een oom die dronk als een tempelier, die onafgebroken achter de broek werd gezeten door de belastingdienst, die schimmige projecten in schimmige landen voor schimmige multinationals uitvoerde, en met alweer zijn derde vrouw samen was. En er was ook een oom die overtuigd geheelonthouder was en ook vond dat iedereen dat zou moeten zijn, die blokfluit speelde en die elk jaar een handgeschreven buitengewoon vrome en vormende Kerstbrief schreef aan ieder familielid. Er waren tantes die niet uitgepraat raakten over de academische prestaties van hun eigen kinderen. Maar er waren ook neven en nichten die helemaal geen academische prestaties op hun cv konden bijschrijven, en van wie de ouders helemaal klaar waren met al dat intellectuele snobisme. Ja, je kon met mijn familie alle kanten op. En een paar keer paar jaar gingen we allemaal dezelfde kant op, namelijk naar Klein Soestdijk waar mijn oma troonde, tenminste zo voelde dat. Het vroeg nogal wat van iedereen om deze familiaire samenkomsten een beetje fatsoenlijk te laten verlopen. Het kleine klassieke kamerkerstconcertje, uitgevoerd door een van de kerngezinnen in de familie, vond plaats zodra iedereen binnen was met nog voldoende verdraagzaamheid op zak. Ik had een tante en een nicht die uiterst strategisch kon placeren aan de kerstdis, mijn vloekende oom werd op gezette tijden met een sigaar in de tuin gezet, mijn neven en een andere oom dronken één glaasje en public en de rest in de keuken, en mijn oma had in de loop der jaren een repertoire aan handgebaren ontwikkeld waarmee ze heel effectief gespreksonderwerpen opende en deze ook weer gedecideerd sloot. En zo haalde we doorgaans zonder al te veel blijvende schade de kaasplank van het kerstmaal, die mijn tante, die afwisselend vegetarisch, macrobiotisch of boulimisch was, oversloeg.

Mijn familie begrijpt denk ik wel dat ik mijzelf bedien van grote literaire vrijheid.

Ik vond het wel een memorabele schets, zo op weg naar de kerst. Maar het ging me ook om iets anders. Mijn vriend merkte onlangs op dat het best vreemd is dat we in familiaire kring allemaal een beetje ons best doen om het niet uit de hand te laten lopen, maar dat we in de publieke ruimte in toenemende mate onze sociale tact lijken thuis te laten. Dat is zo. In de publieke ruimte zoeken we meer en meer de grenzen van wat nog acceptabel voelt en neigen dat te legitimeren met een beroep op de vrijheid van meningsuiting. Maar voor mij is de publieke ruimte geen niemandsland waar je een beetje kunt lopen rondrossen, maar juist de plek waar we elkaar weer eens tegenkomen. Wij, landgenoten, die het ook met elkaar zullen moeten rooien.

Maar mensen raken op de plek waar het echt pijn doet, daar voel ik mij ook heel ongemakkelijk bij.

En als het gaat om vrijheid van meningsuiting is dit wel een verhelderend stukje: https://www.amnesty.nl/encyclopedie/vrijheid-van-meningsuiting. We hadden het hierover, naar aanleiding van het ingewikkelde vraagstuk van heftige cartoons in de klas. In onze discussie realiseerde ik me dat ik regelmatig met mezelf in de knoop raak als het gaat om spijkerharde humor. Voor mij zijn er geen heilige huisjes. Noem het beest maar bij de naam. Maar mensen raken op de plek waar het echt pijn doet, daar voel ik mij ook heel ongemakkelijk bij. Een intern dilemma, een belangenstrijd tussen urgentie en empathie. Net als toen de Fred Haché show nog op de buis was, en later toen mijn held Freek de Jonge zijn hoogtijdagen beleefde. Dan zette mijn vader de tv harder en ging mijn moeder in de keuken zitten. Waar is het verschil tussen trappen op lange tenen en het verwonden van een ziel? Dat weet ik niet. Daartoe dient eerst nieuwsgierige ontmoeting.

Over naar het thema van dit laatste nummer van 2020: voorbeeldfiguren (en dat staat niet los van bovenstaande). Voor dit nummer vroegen we een aantal mensen in het onderwijs en daarbuiten om iets te vertellen over hun rolmodellen. Wie inspireert hen? Voor welke waarden staat zo iemand? Filosoof Joachim Duyndam opent het nummer met een bijdrage over het werken met voorbeeldfiguren in de klas. Een creatieve manier om jongeren aan het denken te zetten over hun eigen waardesystemen.

Van onze collectieve voorbeeldfiguur minister Arie Slob heb ik helaas niets meer vernomen, na het opsturen van een aantal goed geformuleerde vragen. Maar het zou kunnen dat hij net even te druk was met de herijking van zijn kompas in de kwestie homoseksualiteit en confessionele scholen.

Ik wens iedereen veel leesplezier en een fijne decembermaand.

Renske Valk