Eerst even kennismaken. Ik vraag haar naam, oefen een paar keer tot ik die naam zo’n beetje foutloos uit kan spreken. Farannazl is streng en pas na mijn vierde poging is zij tevreden en schenkt mij een gulle lach. Wie wordt hier gealfabetiseerd? Ik vraag hoe oud zij is en zij gaat haar leeftijd aftellen op haar vingers: veertien, oh nee dertien jaar. Wat betekent haar naam? Dat is een brug te ver in onze communicatie, die nog erg basaal is. We gaan het boek doen: zak, pen, lip, lam.

Dat gaat best goed. Zij heeft er zin in, even die frons van inspanning als zij schrijft en weer die blije lach als zij het goed heeft. Zij incasseert ook moeiteloos de kleine verbeteringen die ik inbreng: niet ‘sak’ maar ‘zak’ en bij het herhalingsrondje gaat het bijna foutloos. Zij is ‘gretig’ om dat woord eens te gebruiken, dertien jaar, nooit naar school geweest en nu wil zij vooruit. Zij zit er zelfverzekerd bij, met geloof in haar eigen vooruitgang. Zo schrijft zij woord na woord in haar schrift met een potlood dat zij vasthoudt alsof het een poothout is waarmee zij slaplantjes moet poten. Zij moet zelfs leren hoe je een potlood vasthoudt: tussen duim en wijsvinger, met de ondersteuning van de middelvinger, terwijl de zijkant van de schrijfhand ontspannen op tafel rust en meebeweegt met de voortgang van het schrift. Dat is zo moeilijk als ik het opschrijf. Een mens staat er niet meer bij stil.

Zij is ‘gretig’ om dat woord eens te gebruiken, dertien jaar, nooit naar school geweest en nu wil zij vooruit.

We zijn klaar met het boek en we gaan nog even verder met het noemen en schrijven van lichaamsdelen die ik aanwijs: oog, oor, mond, tong, nek. Dat gaat vlot en zij heeft het snel onder de knie, vaak al bij de eerste poging op het gehoor. Zij schrijft de woorden op een kladblaadje en na afloop nog een keer over in haar schrift. Om te bewaren. Zij verzamelt kennis. Aan het einde van de les gaat zij terug naar haar klas, keert halverwege om, loopt terug en vraagt: “Wat is jouw naam?” Zonder schroom voor die vreemde mijnheer. Farannazl gaat er wel komen. Ik zou graag een blik in de toekomst willen werpen om te zien hoe zij terecht komt.

"Dag mijnheer, bent u er weer? Mag ik u iets vragen?"

Kijk, daar hebben we Edris, een lange, gezellige slungel van een jongen, die even zijn aandacht losmaakt van zijn laptop, waarop hij Nederlandse woordjes oefent. “U bent toch met pensioen?” Of ik niet moet gaan reizen, nu ik met pensioen ben? “Mijnheer, u kunt naar Afrika, naar Nieuw Zeeland, naar China, en nu zit u nog steeds op school!” roept Edris, die zijn eigen verlangens op mij projecteert.

Tsja, ik ben waarschijnlijk nogal honkvast.

Het is gewoon heel moeilijk om de internationale smeltkroes van de ISK vaarwel te zeggen.