Opeens schiet het Engelse ‘PIGS!’ in mijn hoofd en ik begrijp dat hij verwijst naar politieagenten die hem schijnbaar toegetakeld hebben. Ik vraag wat er gebeurd is, maar hij wil er niet over doorpraten. Dat snap ik wel, want de radius van meeluisterende ramptoeristen wordt steeds groter. Ik laat het rusten en start een stukje plenaire uitleg over genregulatie. Dat moet ook gewoon gebeuren.

Tobias is een links-activistische, rand-anarchistische leerling, bijna ouderwets met zwarte kleding, neusring en stekels. Er is een reeks onderwerpen, zoals klimaatproblematiek, gender-issues en racisme bij de politie, die hem in de klas laagdrempelig tot monologen beweegt over de erbarmelijke stand van de wereld. Zijn tirades zijn bevlogen en getuigen van een grote betrokkenheid. Tegelijkertijd zijn ze vaak ongeremd, verongelijkt en een tikje theatraal. Hij neemt veel ruimte en tijd in, wat ten koste gaat van het lesprogramma en minder vocale leerlingen.

Na de ‘varkens’-les zie ik hem voor school staan met wat vrienden. Ik vraag hem in deze relatieve privacy wat hem nou overkomen is. Hij vertelt dat hij met Extinction Rebellion de A12 blokkeerde, waarna hij hardhandig gearresteerd is. Wat er precies gebeurd is, is moeilijk uit hem te krijgen. “Ze pakken je pas nadat ze de bodycam hebben uitgedaan, hè!” zegt hij. “Maar wat deden ze dan?”, vraag ik. In vage maar grote bewoordingen beschrijft hij een beeld waarin hij op de grond gegooid is en al dan niet is geschopt en geslagen, met lachende agenten die toekeken. Bij volhouden en doorvragen blijkt dat het geweld bestond uit een zeer pijnlijke polsgreep waarmee hij tegen de grond is gewerkt. Het uiteindelijke verhaal is nog steeds flink naar, maar de theatrale presentatie doet me vermoeden dat ik naar een gekleurd verhaal zit te luisteren. “Alle politieagenten zijn zo, ze genieten ervan om je pijn te doen. Het zijn allemaal honden, racistische honden.” Ik toon mijn medeleven over wat er met hem gebeurd is en geef aan dat ik weet dat er misstanden zijn bij de politie. Maar dat dat voor mij niet gelijk betekent dat ‘de politie’ een bastion van kwaadaardige sadisten en neo-nazi’s is. Dat ik het gevaarlijk vind om sweeping statements te doen over hele groepen vanuit acties van individuen. Dat ik ook verhalen ken van andere demonstraties waarbij de politie klimaatdemonstranten relatief gemoedelijk verwijderd heeft. En dat je als politieagent ook iets moet, wanneer een hele groep mensen een snelweg blokkeert.

Ik word pissig: “Hoe weet je wat ik wel en niet doe? Je ziet me twee uur per week in de klas!

Dit zet Tobias aan tot een half-geschreeuwde oratie over hoe ik oogkleppen op heb voor de misstanden in deze wereld. Als ik mijn standpunt uit probeer te leggen, krijg ik “LAAT ME UITPRATEN, IK HEB HET RECHT OM UIT TE PRATEN!” voor mijn kiezen. Ik wacht af en luister. Tobias tiert verder, over vervuilende boeren die de politie hun gang laat gaan terwijl klimaatdemonstranten gearresteerd worden. Nadat hij uitgeraasd is, geef ik aan dat ik het grotendeels met hem eens ben, ik heb ook lopen schelden naar de televisie toen een paar weken geleden met veel poeha zes linkse activisten zonder enige aanleiding van hun bed gelicht werden. Hier lijkt hij wat van in de war. “Als je dat dan vindt, waarom doe jij dan niks? Jij doet niks!” schreeuwt hij in mijn gezicht. Ik word pissig: “Hoe weet je wat ik wel en niet doe? Je ziet me twee uur per week in de klas! Dus hoe durf jij zo’n grote uitspraak doen over mij?” Het antwoord van Tobias irriteert me mateloos: “Dat gevoel heb ik gewoon.”

De uitwisseling met Tobias heeft nog even doorgeraasd, maar nader tot elkaar zijn we niet gekomen. Na het gesprek maakt een gevoel van moedeloosheid zich van mij meester. Tobias representeert voor mij een grotere groep leerlingen die mij zorgen baart. Hij heeft een inktzwart wereldbeeld en lijkt ziektewinst te hebben bij het in stand houden daarvan. Zijn mening is zijn identiteit, waardoor hij elk tegenargument ervaart als een directe aanval op zijn persoon. Hij demoniseert iedereen die het niet met hem eens is, wat als groot voordeel heeft dat hij niet meer hoeft te luisteren naar wat anderen te zeggen hebben. Ik weet niet hoe iemand die zo denkt nog te bereiken is. Ik weet ook niet wie ooit wil luisteren naar iemand als Tobias, terwijl zijn onderliggende zorgen terecht zijn. Dit alles maakt dat ik me treurig voel op weg naar huis. Thuisgekomen gooi ik al mijn frustratie over het gesprek eruit bij mijn vriendin. Haar rake reactie trekt me uit mijn negatieve spiraal: “Hij is nog jong, zo was ik vroeger ook.”

Koen Ottenhof is docent Biologie en werkt aan het Joke Smit College in Amsterdam