In november 2017 werd Selma Klinkhamer uitgeroepen tot Beste Schoolleider van Nederland, hetgeen beslist een eer genoemd kan worden want het aantal mededingers naar deze onderscheiding was groot geweest. Selma was sinds 2012 directeur van het Rotterdams Vakcollege de Hef, een verwaarloosde vmbo school in Rotterdam-Zuid waar ontzettend hard werd gewerkt om het onderwijs weer op niveau te krijgen. Op die school liep in die tijd ook de jonge Chaimae Fadis rond, een gretige leerling die al het onderwijsaanbod dat de school bood met beide handen aangreep, en op weg was naar haar diploma. Het zou niet haar laatste worden.

Het is nu 2023 en Selma en Chaimae hebben elkaar nooit uit het oog verloren. Chaimae maakte de overstap naar mbo en hbo, studeert rond deze tijd af aan de Erasmus Universiteit én is adviseur. Selma zet haar deskundigheid in, onder andere via haar eigen bureau Klinkhamer Klankbord. We spreken met hen over die intensieve periode die zij ieder vanuit hun eigen perspectief hebben beleefd.

Twee jaar had ze gekregen. Twee jaar om een vmbo-school weer terug op de kaart te brengen. Een school waar alles in verval was geraakt, van het meubilair was tot het leerklimaat of de onderwijskundige professionaliteit.

Selma: “De rector van de scholengroep Nieuw-Zuid had mij benaderd met de vraag of ik dit aandurfde. Ik was in die tijd directeur in Nieuwerkerk aan den IJssel. Ik zei niet onmiddellijk ja. Nieuwerkerk aan den IJssel is echt iets anders dan Rotterdam Zuid. Rotterdam Zuid was heftig. Dus ik sprak erover met mijn gezin. En ja, alle stereotypen en vooroordelen over Rotterdam Zuid kwamen over de keukentafel. Over de jeugd daar, over de straatcultuur in de school, over de messen in de kluisjes. En weet je, ik kon toen maar één ding denken: als wij zo over kinderen en onderwijs denken, dan heb ik geen keuze. Dan móet ik het wel doen.”

Als je dan toch je mouwen gaat opstropen, dacht Selma, dan leg ik graag de lat nog wat hoger. Ik ga van deze school de beste vmbo-school maken die er maar is, waar leerlingen gezien worden en waar zij krijgen wat ze nodig hebben. “Het gebouw was oud en we hadden geen schoolplein. Leerlingen zwierven in de pauzes over straat waar van alles gebeurde. Ik had te maken met klachten uit de buurt, boze winkeliers, gestolen mobieltjes. Ik was middagen druk met te repareren wat er in de pauzes was misgegaan. In school zelf zag ik soms volledig ontspoorde lessen omdat het voor leraren gewoonweg te zwaar geworden was.”

Hoe opereer je in zo’n situatie? Selma koos voor een vertrekpunt dat goed aangeeft waar haar hart en haar focus liggen in het onderwijs: de leerling. Selma: “Van wie anders is het onderwijs dan van de leerling? Voor hen staan we elke dag op. Het eerste wat ik dus heb gedaan is het instellen van een leerlingenraad. Niet om te bespreken welke broodjes we in de kantine moeten verkopen, maar om het over onderwijs te hebben. En over henzelf. Wat vind je van deze school? Wat moet er gebeuren? Hoe maken we het hier veilig? Wat is voor jou belangrijk? Ik had al snel uit elke klas vertegenwoordigers. Die zeiden bijvoorbeeld: ‘We willen graag een scherm in de hal, waarop staat waar we dat uur naartoe moeten. Dan komen we minder te laat.’ En ik zorgde ervoor dat het scherm er hing, de eerstvolgende maandag. Je zag de leerlingen opveren. En je zag ze denken: ‘Jeetje, die Klinkhamer luistert niet alleen, ze doet het nog ook.’ Zo is ook de nieuwe naam voor de school door de leerlingenraad gekozen; Rotterdams Vakcollege De Hef vonden zij een naam, die je met trots kunt uitspreken.”


Door op die manier de aandacht voor elkaar te creëren, zorgde Selma samen met haar team ervoor dat er rust kwam in de schooldagen.

Het begin van het werken aan vertrouwen en veiligheid was gemaakt. Selma: “Cruciaal voor mij in deze fase was: aandacht. Aandacht voor de leerling en aandacht voor de medewerkers. Dat kun je organiseren. Elke dag startte de mentor met de eigen mentorklas, een half uurtje om de dag door te spreken. Wegblijven was zo een stuk minder eenvoudig. Maar het had ook een ander doel: even met leerlingen de dag doorspreken. Hoe zit je erbij, wat staat je te doen, zit er iets in de weg om te leren vandaag? Dat was het idee. De half uurtjes vulden zich met persoonlijke dingetjes, maar ook met zaken uit de samenleving, dingen die actueel waren.”

Ook met het team van leraren werd op dezelfde manier gestart. Ieder ochtend kwam men bij elkaar en besprak of er nog iets opgeruimd moest worden van de dag ervoor. Door op die manier de aandacht voor elkaar te creëren, zorgde Selma samen met haar team ervoor dat er rust kwam in de schooldagen. Rust om aan leren toe te komen. En zo werden na verloop van tijd ook de ouders betrokken. Ouders, die al jaren hun gezicht niet lieten zien in school. De Hef startte met zogenaamde MOL-gesprekken. “Dat waren gesprekken waarin de leerling woordvoerder was en aan de ouders die waren meegekomen vertelden wat er in een schoolperiode op de agenda stond en hoe het ging. We oefenden dat natuurlijk eerst in de klas waardoor de leerlingen dus ook heel hard gingen nadenken over wat zij nu gepresteerd hadden de afgelopen periode. Hoe heb ik mijzelf verbeterd en heb ik hulp gevraagd als ik dat nodig had? Het zorgde ervoor dat ouders niet alleen vaker de school in kwamen, maar ook echt aan het denken gezet werden over hun eigen rol en verantwoordelijkheid. In die tijd kwamen ook andere scholen kijken, hoe we dat deden, en tegenwoordig voeren veel scholen deze gesprekken. Dat is toch een mooi resultaat, hè?”

Wat heb je nodig om een school weer vanaf de basis op te bouwen? Volgens Selma is dat in ieder geval doorzettingsvermogen. Niet opgeven. “Niets uit de weg gaan wat er op een dag speelt. Altijd weer erachteraan gaan. Medewerkers wilden ook, want het was pompen of verzuipen, dat zag iedereen wel. En het voelde fijn om het met z’n allen te doen. Het MT zorgde ervoor dat medewerkers hun ei weer kwijt konden, dat er weer een gesprekkencyclus op gang kwam, dat mensen van hun eiland kwamen. We werkten samen aan een schoolplan en we voelden de progressie die we maakten.” Het harde werken werd niet alleen beloond met een grote zilveren schaal “schoolleider van het jaar”, maar ook met een Nationale Onderwijsprijs voor De Hef in 2015. Nu zeggen prijzen Selma niet zoveel, het belangrijkste was het hele proces met leerlingen, het team, de ouders, samenwerkende partijen en de hele omgeving. Dat dat tot goede resultaten heeft geleid.

Niet alle ervaringen waren overigens prettig. Er waren ook mensen met andere belangen die niet in het succes wilden meegaan. Selma ziet dat terugkijkend scherper dan toen, en het is iets waar ze andere schoolleiders in haar huidige werk ook op wil wijzen.

Chaimae Fadis zat op het Vakcollege De Hef in die tijd. Dat was gezien haar potentie zeker ‘onder haar niveau’, maar Chaimae vond dat in die periode van haar leven prima. Het gaf haar de ruimte om van alles op school te doen, vooral ook buiten de vakken. Ze was een van de leerlingen van het eerste uur die in de leerlingenraad stapte. Chaimae: “Onze school was een heftige school, dat klopt hoor. Er gebeurde van alles wat niet hoorde te gebeuren. En toch is het gekke dat ik me er nooit echt onveilig heb gevoeld. De leerlingenraad was fantastisch. Daar groeide het idee dat we echt onderdeel van de school waren. Er werd naar ons geluisterd en we gaven zelf mee vorm aan ons eigen onderwijs. Er waren leerlingen die graag zongen, dus we wilden een koor. En dat koor dat kwam er. De school had in die tijd ook contact met de Hogeschool Rotterdam en we mochten onderzoek doen. Naar wat een docent een goede docent maakt. En ik was 15 en ik had mijn certificaat peercoaching, wie bedenkt dat? Het waren dit soort dingen die maakten dat je als leerling echt het gevoel had dat dit jouw onderwijs was. Ik weet nog goed, het was ook de tijd dat er in Parijs vreselijke aanslagen plaatsvonden en dat raakte ons. We hadden veel ISK-leerlingen op onze school die uit oorlogsgebieden kwamen. We willen iets doen, voor iedereen die geweld had moeten meemaken. We hebben toen het hele schoolplein volgeschreven met steunende berichtjes. En met onze docenten hadden we het erover, dat kon op onze school. Dat was zo krachtig.”

Voor Chaimae werd de school één grote ontwikkelplek. Een snoepwinkel. Ze tekende voor alles in. Er kwam ook leertijduitbreiding, judo, hockey, zaalvoetbal. Je kon een EHBO-cursus volgen. Chaimae: “En Selma nam ons mee. Bracht ons in aanraking met mensen en plekken waar we anders nooit zouden komen, waarvan we niet wisten dat ze bestonden. Er was bijvoorbeeld een programma in Rotterdam Zuid waarin gewerkt werd aan een gezonde toekomst voor iedereen en daar wilde men ook jongeren bij betrekken. ‘Toe maar, ga hier maar vertellen wat je belangrijk vindt,’ had Selma gezegd. Zo werden we letterlijk de school uitgenomen en daar stond ik ineens, op een podium voor een microfoon. Nu kom ik uit een warm en stimulerend gezin en dat heeft mij altijd zelfvertrouwen gegeven, maar dat gold echt niet voor iedereen. En het idee dat je na school niet aan je lot wordt over gelaten maar dat je nog van alles kunt doen via de school was zo belangrijk. Dat ik bijvoorbeeld onderzoek kon doen naar alcohol en het effect op mijn lichaam…” Ze lacht. “Nog altijd een van de redenen dat ik geen alcohol drink!”

Chaimae kijkt terug op haar schooltijd als een tijd waarin zij werd uitgedaagd, meegenomen en waarin er altijd mensen waren die in haar geloofden. Of dat nu haar ouders waren of de leraren op haar school. En dat gevoel heeft zich ook vastgezet in haar kijk op de ontwikkeling van kinderen. Zelf is ze op dit moment ondernemer en helpt ze vooral gemeenten om doelgroepen actief te betrekken bij het beleid. Daarnaast werkt ze via Rabo Clubsupport en haar ambassadeurschap voor de Hockey Foundation aan het voor iedereen toegankelijk maken van het verenigingsleven zodat kinderen skills ontwikkelen die later van pas zullen komen.

Chaimae: “Ik ben er echt van overtuigd dat kinderen leren door ervaringen. We moeten dat in ons onderwijs veel beter een plaats geven. Ervoor zorgen dat kinderen ergens naartoe gaan, dat ze een bijbaan hebben, zodat ze leren omgaan met geld en leren om op tijd te komen. En dat ze leren om een netwerk op te bouwen en voorbereid te raken op de wereld. Daar gaat het toch om, hoe ga je om met het leven? Ik gun kinderen een omgeving waar ze graag willen zijn omdat ze zich daar ontwikkelen en gezien worden, ook als het thuis minder is. Als we om ieder kind zo’n mini-samenleving bouwen, en we zorgen dat daar mensen zoals Selma rondlopen, dan komt het goed. Dan gaat het lukken.”

Selma Klinkhamer is op dit moment vrijwilliger bij de Rotterdamse Douwers, een plek waar zij jongeren treft, die niet altijd succesvol waren op school en die ze probeert te begeleiden. Ook is ze bestuurslid bij een Rotterdams vermogensfonds, Stichting Bevordering van Volkskracht, vanuit die rol kan ze van betekenis zijn voor de Rotterdamse jeugd. Binnen haar eigen bedrijf Klinkhamer Klankbord ondersteunt ze leidinggevenden in het onderwijs. Leidinggevende, zo zegt ze, kan een eenzaam beroep zijn, en dan is het fijn om met iemand van buiten je organisatie te praten over je onzekerheden en je dilemma’s. Op dit moment worstelen veel schoolleiders met wat zij van hun medewerkers moeten vragen. Er is zoveel werk en het lerarentekort is zo ernstig. Hoe houd je je school nog gezond?

Er zijn veel dingen om aan terug te denken, uit de tijd dat ze schoolleider was. Selma licht er twee dingen uit. “Wat ik nooit vergeten ben is hoe leerlingen bij ons soms over zichzelf dachten. ‘Ik ben niet goed genoeg. Ik zit maar op het vmbo. Er wordt niet in mij geloofd.’ Het raakt me nog als ik denk aan die ene keer dat ik de politie de school weer uitstuurde, met de boodschap dat niemand anders dan ik ervoor zorgde dat de school veilig zou zijn. Ik zal nooit de gezichten in de leerlingenraad vergeten. ‘Mevrouw, u gelooft écht in ons,’ zeiden ze.”

Selma begrijpt dat we moeten werken aan taal en rekenen, natuurlijk. “Maar wat ik meegenomen heb uit al die jaren is dat het geen zin heeft om op tekorten te blijven pushen. Ga aan de slag met die dingen waar leerlingen goed in zijn. Maak ze daar nog beter in, laat ze succes proeven. Doorvoel wat een leerling nodig heeft en leer de leerling om die leerbehoeften onder woorden te brengen. En dan komt er een moment dat ze denken: nu gaat rekenen of taal mij ook lukken. Geloof in leerlingen. Luister naar de leerling, ze kunnen je zoveel vertellen als ze jou vertrouwen en weten dat je niet direct met een oordeel klaar staat. Geef de boodschap af: het onderwijs is van jou, help ons mee het inrichten, laat zien wat jij nodig hebt om vooruit te komen. Leg de lat steeds hoger, ga voor goede cijfers, lever goede mensen af. Deze vmbo-leerlingen zijn goede mensen. Hou ze heel en serveer ze niet af. Laat ze voelen dat ze een goeie vakman of -vrouw kunnen worden en dat we hen nodig hebben. Aandacht en geloof in de leerling, het is de meest dankbare investering in ons onderwijs.”