Het staat me bij nog als de dag van gisteren. Ik was zelf nog inspecteur en deed onderzoek bij een vmbo-school. In een praktijklokaal stond een docent naast de opengeklapte motorkap van een auto, een groep leerlingen eromheen. Ik keek mee en ik raakte gaandeweg gefascineerd door de les van die vakdocent. Hoe simpel en duidelijk hij vertelde hoe zo’n verbrandingsmotor werkt, wat de principes zijn. Ik herinner het me nog steeds: je hebt aan de ene kant benzine nodig, in de juiste hoeveelheid, aan de andere kant lucht, dat moet dan gemengd worden, en als het dan in de cilinder is gebracht heb je een vonk nodig die de verbranding in gang zet. En daardoor komt alles in beweging. En ik heb dus niet veel met auto’s, maar zelfs ik begreep langzamerhand waar al die leidingen en kabels eigenlijk voor dienden. Maar wat veel belangrijker is, ik zag hoe de jongens aan zijn lippen hingen. Je zag als het ware het begrip ontstaan, en vooral hoe hun enthousiasme en leergierigheid werden opgewekt. ‘Net als bij m’n broer z’n scooter, meneer!’

Van zulk onderwijs word ik blij, een beetje ontroerd zelfs.

Dat is ook de mooie kant van ons werk als inspectie, dat je regelmatig prachtige dingen mag zien en benoemen. De andere kant van ons werk is de waarborgkant - signaleren en interveniëren als het ergens juist niet goed gaat. Niet altijd fijn om te doen, maar wel heel erg zinvol - je zult maar een kind hebben dat jarenlang ondermaats onderwijs krijgt. Die waarborgkant is tegelijk niet altijd eenvoudig: hoe zorg je ervoor dat we niet steeds iedereen in de nek hijgen en dat we er toch tijdig bovenop zitten? Iedere toezichthouder heeft dat dilemma - of het nu in de zorg is, rond de voedselveiligheid, of in het onderwijs. Zeg maar, tussen ‘Ja hoor, daar heb je de inspectie weer’ en ‘Waar was de inspectie?’ Dat blijft balanceren.

Maar we realiseren ons intussen terdege dat goed onderwijs uiteindelijk plaatsvindt in de klas, in de wisselwerking tussen docent en leerling.

In al die jaren heb ik gemerkt dat de beste scholen zich niets aantrekken van de inspectie. Die bereiden zich niet speciaal voor, maar die zeggen: Kom maar en kijk maar. Dat is fijn, zij maken zo’n inspectiebezoek ook niet belangrijker dan het is. Want uiteindelijk kijken we eigenlijk maar naar drie dingen: leren de leerlingen genoeg, krijgen ze goed les, en voelen ze zich veilig? We willen overtuigd raken dat een school zicht heeft op de ontwikkeling van alle leerlingen, dat ze het onderwijsleerproces goed georganiseerd hebben, en - heel belangrijk - dat de kwaliteitszorg op orde is. Dat moet op schoolniveau goed geregeld zijn.

Maar we realiseren ons intussen terdege dat goed onderwijs uiteindelijk plaatsvindt in de klas, in de wisselwerking tussen docent en leerling. De leraar die dat ene meisje weet te motiveren om er na de kerst nog een tandje bij te zetten, dan haalt ze het best. De docente die de zwijgende puber achterin laat merken dat ook hij gezien wordt. De vakdocent die het lukt zijn leerlingen in beweging te brengen.

Dat is het belangrijkste dat ik zelf heb geleerd van die les Verbrandingsmotoren, lang geleden. Om het te laten werken, moet je alle elementen samenbrengen. Maar zonder die vonk loopt het niet.