“Hoe gaat het met je?” – “Druk.” Ik heb dit gesprek vaker dan me lief is; soms als vragende partij, maar niet zelden als degene die geen zinniger antwoord weet te geven dan dat ene woord: druk. Veel levens zijn tegenwoordig druk en vol. Druk en vol zijn niet alleen hinderpalen, ze lijken soms ook een maatstaf voor succes en voorspoed. Een volle koelkast, een volle kledingkast, een volle portemonnee. En dan nemen we de volle agenda, de volle wegen en vooral onze volle hoofden maar op de koop toe.

En uiteraard: in het onderwijs gaat het niet anders dan in ons echte leven. Dat komt omdat het onderwijs juist midden in die samenleving staat. En omdat kinderen niet zelden op hun ouders gaan lijken, hoe zeer ze ook tussen hun twaalfde en achttiende hun best doen dat zo min mogelijk te doen. Ook de puberagenda zit vol; de lesdag is vol en de agenda met extra-curriculaire activiteiten ook. En de sociale-media-feeds onderhouden zichzelf niet; ook die vragen om tijd en aandacht.

Een tijd terug hoorde ik een bijzonder verhaal uit een school. Toegegeven, het was een basisschool, maar de leerkracht vroeg eens per week aan één van de leerlingen: “wat wil jij vandaag leren?”. Als een kind dan antwoordde graag te willen leren hoe een appeltaart te maken, werd er met de hele klas gewerkt aan die appeltaart. Wat hebben we nodig? Hoe komen we aan een recept? Hoe maken we de appeltaart?

Wat deze twee verhalen gemeen hebben, is dat ze totaal niet voorkomen in welk curriculum dan ook.

Een voorbeeld uit mijn eigen middelbare schooltijd: onze school had een schoolorkest. Daarin zaten enkele uitmuntende musici, die er nu ook hun beroep van gemaakt hebben. Maar ook mensen zoals ik. Niet weggelegd voor de grote concertzalen (in mijn geval: evenmin voor de intimiteit van een woonkamer) maar wel enthousiast en blij om samen met de leerlingen die het écht goed konden muziek te maken. Op die manier heb ik (ik herhaal: mijns ondanks) twee keer op het podium van het Concertgebouw mogen optreden. Daar kwam geen talent of aanleg aan te pas; alleen een leraar die een keer zei: kom vrijdag na school nou eens mee repeteren.

Wat deze twee verhalen gemeen hebben, is dat ze totaal niet voorkomen in welk curriculum dan ook. De resultaten zijn niet van tevoren bekend, het is niet meetbaar wat leerlingen ervan leren, er is geen leerplan aan te pas gekomen. Maar ze laten wel iets zien over de kracht van het onderwijs, over de mogelijkheid om elkaar echt te ontmoeten op school, maar ook thuis.

Om te kunnen ontmoeten, zullen we minder moeten. Als iedere goede bedoeling in Nederland leidt tot een nieuwe regel, deugdelijkheidseis of wet, blijven onze scholen gewoon draaien, maar stopt de werkelijke ontmoeting.

Om daar te komen stel ik dan toch stiekem nog maar eens één nieuwe deugdelijkheidseis voor. Een maatregel, een klein wetje. Als we allemaal nu eens één keer per dag aan een kind vragen: “Hoe gaat het met je?”. En oprecht luisteren naar het antwoord, zonder daar weer op te antwoorden. Met één aanvullende regel: als het antwoord “druk” is bij iemand die nog op school zit, weten we dat er werk aan de winkel is. Druk en vol kan het altijd nog worden, later, als je groot bent. Of niet natuurlijk, als we echt een verschil willen maken.

Mark Buck is lid van het College van Bestuur van Verus, vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs.