Er is (nog) geen groot tekort aan aardrijkskundedocenten. De aanverwante wo bacheloropleidingen zijn populair en ook de hbo lerarenopleidingen kennen een substantiële instroom. De studenten aan de universitaire educatieve master zijn een mix van sociaal geografen, planologen, aardwetenschappers en milieukundigen. Zij zijn graag met de thematieken uit het vakgebied bezig en combineren dat met een belangstelling voor jonge mensen en onderwijs. De studenten die starten aan de hbo-bacheloropleiding vinden aardrijkskunde op de havo een interessant vak. Vakinhoudelijke motivatie vormt een belangrijk onderdeel van de identiteit van docenten: op de jaarlijkse onderwijsdag van het KNAG laven 1.000 aardrijkskundedocenten zich aan nieuwe vakinhoudelijke en vakdidactische ontwikkelingen. De t-shirts ‘I love ak’ gaan als warme broodjes over de toonbank.

Maar niet iedereen krijgt de kans om in die liefde voor het vak te delen. Op nogal wat vmbo scholen lijken geen aardrijkskundedocenten te werken. Soms geven andere vakdocenten ‘mens en maatschappij’ met iets van aardrijkskunde of topografie. Ook op havo-vwo scholen wordt soms het aardrijkskundedeel in een vakoverstijgende context in jaar 1 en 2 door collega’s van een ander vak gegeven. Aardrijkskundedocenten gebruiken dan jaar 3 als een bijspijkerjaar.

Geen kwantitatief tekort, maar soms wel een ‘kwalitatief lerarentekort’ dus, dat ertoe leidt dat aan jongeren de toegang tot waardevolle kennis en vaardigheden te onthouden. Bij aardrijkskunde hadden ze in deze weken van boerenprotesten kunnen leren over verschillen tussen stad en platteland. En in een groter verband over de landbouw en het voedsel/klimaatvraagstuk in een Nederlandse, Europese en wereldwijde context. Boerenprotest had moeten concurreren met Brexit of de inval van Turkije in Syrië.

Docenten zijn steeds meer uitvoerders geworden en hebben nauwelijks ruimte om na te denken over het curriculum

Maar lessen maken die aansluiten bij deze actualiteiten, die een goede (vak)inhoudelijke insteek hebben, de nieuwste inzichten gebruiken en aansluiten bij de doelgroep vraagt heel veel van docenten. En hier zit één van de grote knelpunten in ons onderwijs. Docenten zijn door allerlei ontwikkelingen steeds meer uitvoerders geworden (van standaardlessen met gebruik van de methoden) en hebben nauwelijks ruimte om na te denken over het curriculum, zich in thematieken te verdiepen en vervolgens onderwijs en materialen hierover te ontwerpen.

Ook op de lerarenopleiding staat juist het aanleren van deze competenties onder druk, want dit vereist intensief onderwijs waar steeds weer de brug geslagen wordt tussen inhoud, vakdidactiek en praktijk. Vakdidactiek is ‘duur’ want moet in kleine groepen gegeven worden. Vakdidactici besteden meer tijd aan hun lessen dan dat ze er uren voor krijgen. Hoe meer er generiek kan gebeuren, hoe voordeliger. Bovendien vindt steeds meer opleiding op school plaats. De praktijk is belangrijk, maar ook daar zien we vaak generieke in plaats van vakspecifieke begeleiding. Bovendien dreigt het gevaar van een bedrijfsopleiding die maar voor één praktijk en niet voor meerdere praktijken opleidt. Studenten zijn vervolgens erg afhankelijk van de vaksectie waarin ze terechtkomen.

Een manier om er voor te zorgen dat docenten meer ‘curriculummakers’ dan ‘uitvoerders’ worden, is het samenwerken in een netwerk van vakdidactici, vakdocenten van opleidingsscholen, (vak)deskundigen (zoals universitaire docent/onderzoekers) en masterstudenten. In deze netwerken kunnen materialen ontworpen worden, nieuwe inzichten besproken en lessonstudy-achtig onderzoek door studenten gedaan. Het kan leiden tot een gedeelde visie, up-to-date vakdidactisch inzicht, meer curriculair docentleiderschap en een overbrugging van de kloof tussen kennisproductie en reproductie.

Experimenten hiermee zijn veelbelovend. Maar belangrijke voorwaarden zijn tijd en gelegenheid creëren voor docenten in het vo en aan de lerarenopleiding. Voor de lange termijn lijkt het noodzakelijk: het geeft een kwaliteitsimpuls en maakt het beroep aantrekkelijker voor docenten die meer verantwoordelijkheid en samenwerking ambiëren. De universitaire masterstudenten zijn geïnteresseerd in een ‘hybride docentschap’ dat mogelijkheden biedt tot verdieping, ontwerpen en praktijkgericht onderzoek, naast het lesgeven. Dit vereist ook nog andere investeringen, bijvoorbeeld in schoolvakgebonden onderzoek. Zodat er gemeenschappen ontstaan van onderzoekers, docenten en studenten die de brug slaan tussen hoger en voortgezet onderwijs.

Foto: Ed van Rijswijk