Femke Geijsel, onderwijskundige, ervaren onderzoeker op gebied van leiderschap en schoolontwikkeling, is op dit moment hoofddocent aan de Radboud Docenten Academie. Zij spande zich de afgelopen weken in om haar steentje bij te dragen aan de uitdagingen waar schoolleiders zich voor geplaatst zagen. Samen met onder andere VO-Academie organiseerde ze een aantal seminars waarin schoolleiders elkaar op konden zoeken om samen antwoorden te vinden op alle vragen die voorliggen. Onder het motto “schoolleiders helpen elkaar”. Er werd dankbaar gebruik van gemaakt. Zijn er inmiddels patronen, rode draden en inzichten waar we allemaal wat aan hebben? Ja, die zijn er. We pakken er een aantal bij de kop in de hoop dat de lezer hierop verder kan denken.

Beperkingen en mogelijkheden

Het grondig moeten herzien van de organisatie van je onderwijs legt in zekere zin het dna van een school bloot. Hoe ziet dat eruit? Geijsel: “Scholen zijn aan het rekenen, met de richtlijnen van de sectorraden en RIVM als basis. Hoeveel leerlingen per m2? Hoeveel uren in een dag? Hoeveel flesjes desinfectiegel? Hoeveel schoonmakers? Hoeveel kost dat allemaal en wie gaat dat betalen? Compenseert de overheid? Direct daarna komt de vraag: hoe gaan we het doen? Blijven we deels online? Om welke aanpassingen komen we niet heen? Hoe lang moeten we wachten tot we alles weer is zoals we het altijd doen? Wat laten we tot die tijd dan maar even gaan?

Wat opvalt is dat sommige scholen sterk denken vanuit het ‘oude normaal’ in beperkingen, terwijl andere vanuit de nieuwe kaders juist filosoferen over wat de mogelijkheden zijn. Zij redeneren: ‘We hebben een klein beetje tijd met de leerlingen op school. Dus wat vinden we belangrijk en dat gaan we goed doen. De rest lossen we wel gaandeweg op.

De vraag is nu: waar leg jij als school in je communicatie, handelswijzen, oplossingen, onderbouwingen en verantwoording het accent op?”

Femke Geijsel

Visie op leren

Als je ‘core business’ leren is, wat voor opvattingen heb je daar dan eigenlijk over en op welke manier zie je dat in jouw organisatie? Geijsel: “Organiseren gaat ergens over. In het onderwijs gaat het over het leren van leerlingen. Je richt je onderwijs in met een bepaalde bedoeling. Jouw opvatting daarin over het leren van leerlingen is fundamenteel. Wat voert bij jouw school de boventoon? Is dat voornamelijk zorg om achterstanden en alle hens aan dek om leerlingen te motiveren om aan de slag te gaan (want zelf doen ze dat niet)? Of is er vertrouwen? Zie je dat de meeste leerlingen behoorlijk braaf meewerken, hun best doen om waardering te krijgen van hun docenten? Bovendien weten ze dat wat ze nu laten zitten, er straks bij komt. Dus, hups, toch maar aan de slag. De ervaring van velen in onderwijs is deze: leerlingen accepteren de expertise van hun leraren, weten dat leren belangrijk is, voor nu en voor later. Dat is ze met de paplepel ingegoten.

Bij het nemen van belangrijke besluiten over de organisatie van je school in het ‘nieuwe normaal’ zal doorklinken welke opvattingen over leren jullie belangrijk vinden, of je wilt of niet. Denk dus na over jouw opvatting over het leren van leerling en maak dat expliciet.”

Het leren centraal

Elke school kent het belang van de pedagogische relatie en de aandacht voor het welbevinden van de leerling. Nu we in zo’n bizarre crisis terecht zijn gekomen, is de neiging groot om aandacht te hebben voor de sociaal-emotionele gesteldheid van leerlingen. Juist nu willen we daar niet aan voorbij gaan. Met de heropening gaan we daar extra tijd voor inrichten, zullen veel scholen denken. Misschien moeten we de mentorlessen meer prioriteit geven. Mentoren hebben sowieso hun leerlingen erg gemist. Prima, de redenering is logisch. Toch pleit Geijsel voor iets anders. “In menige schoolvisie zet men de leerling centraal, maar beter zou men schrijven: het leren van de leerling centraal. Dát is namelijk de corebusiness van een school en voor leerlingen geheel vanzelfsprekend. Waarmee ik dus niet bedoel dat de persoon van de leerling er niet toe doet! Juist wel! Maar in het leren. Als het niet om het leren gaat, kan een leerling het ook af met zijn vrienden en ouders en clubs. Maar voor het leren niet.”

Je hoort Rutte zeggen dat de scholen in juni weer open gaan. Straks mag je weer naar school, gedeeltelijk. Je zorgt dat je goed bij bent. Zullen je docenten ook trots op jou zijn?

Het is wat Geijsel betreft ook en vooral het leren dat de afgelopen weken centraal stond in de huiskamers. Leerlingen (en ouders) zijn na deze maanden op een andere manier deel geworden van de school en het leren. Scholen moeten zich daarvan rekenschap geven. “Stel je eens voor. Je hoort als leerling dat de school dicht gaat. Je weet inmiddels dat er wereldwijd veel aan de hand is en dat iedereen moet meewerken om het op te lossen. Je weet wat jouw taak is: jij moet thuis je schoolwerk doen. In het begin is het wennen. Je moet meer zelf lezen, je docent vertelt niet alles meer. Elke docent doet het bovendien een beetje anders. Maar met wat hulp van gezinsleden ben je aan het werk. Je doet je best om wat er gedaan moet worden af te hebben. Je mentor vraagt of het allemaal lukt. Nou, niet alles, maar wel veel. Je mailt je docent Frans omdat ze iets onhandigs doet. Je geeft haar een tip en ze bedankt je. Je mailt je docent wiskunde omdat je er niet uit komt en hij belt je ’s middags terug, legt het nog eens rustig uit. Je bent best trots op jezelf. Je hoort Rutte zeggen dat de scholen in juni weer open gaan. Straks mag je weer naar school, gedeeltelijk. Je zorgt dat je goed bij bent. Zullen je docenten ook trots op jou zijn?”

“Sommige leerlingen hebben thuis gemerkt dat ze zich de lesstof eigenlijk interessanter vinden dan ze dachten. Het voelt zelfs best vaak goed om aan de slag te zijn. Leerlingen die met weekplanners en weektaken hebben gewerkt, zijn zelf hun tijd gaan indelen, hebben ook geleerd om dat beter te doen en vinden het prettig. Ze hebben eindelijk begrepen waar zo’n ‘planning’ goed voor is, namelijk effectiever werken. Ze krijgen plezier in deze metacognitieve vaardigheid, die nu waarde krijgt omdat het zich uitbetaalt. Maar nu de lessen weer beginnen, heeft je school bedacht dat je online aanwezig moet zijn bij de lessen op de dagen dat je thuis bent. Het rooster neemt het weer over: de tijd wordt voor jou ingedeeld. Zes uur per dag. En daarna ben je bekaf. Was dat de bedoeling van de school? Nee natuurlijk niet! De school wil gewoon zoveel mogelijk onderwijs bieden en vanuit hún perspectief is dat misschien het handigst. Maar vanuit het perspectief van het leren van deze leerling dus niet.”

Met andere woorden, maak niet kapot wat je lief is of is geworden. Krijg zicht op de bijzondere ontwikkelingen van de afgelopen tijd en doe die niet onbewust teniet zodra de leerlingen weer op school zijn. Zie de leerling en wat hij of zij heeft gedaan in de afgelopen tijd. Zorg dat leerlingen eer van dat werk hebben door hun inhoudelijke feedback te geven. Richt je dus op het leren van de leerling, met – zo betoogt Geijsel – het pedagogische ín het didactische, want die horen bij elkaar.

Ongelijkheid

De leerschool van veel ouders is in de afgelopen tijd groot geweest. Ze hebben over de schouder meegekeken met het werk van de leerling en de leraar. Geijsel: “Ze hebben hun kinderen kunnen helpen, ze zijn ‘informed’, ze waarderen vaak wat school allemaal heeft gedaan, en ze begrijpen dat niet alles kon. Ze zijn meer dan ooit constructieve gesprekspartners geworden in je onderwijs. Wil je daar nu weer vanaf? Denk je dat zij er vanaf willen?

Het geldt niet voor iedere ouder (en leerling). Wat voor corona natuurlijk ook al het geval was maar misschien minder opviel, is nu bloot komen te liggen: kansenongelijkheid en segregatie. Werkt jouw school uit overtuiging aan kansengelijkheid en pak je deze handschoen dan nu ook op? Hoe maak je het waar, nu het ertoe doet? Hoe organiseer je de openstelling en de inzet van je docenten, zodat er meteen aandacht is voor de leerlingen die benadeeld zijn omdat zij thuis geen steun vonden? Educatief partnerschap vraagt een actieve opstelling van scholen, niet alleen naar de leerlingen maar denk misschien ook eens na over hoe je hun ouders in deze situatie kunt helpen.”

Nu schoolleider zijn

Nu schoolleider zijn is indrukwekkend. “Men kijkt nu naar je en wacht op jou. De verantwoordelijkheid om richting te geven en te beslissen voel je misschien sterker wegen dan ooit. Het geeft je functie zin en het geeft je ook de gelegenheid om te uit te drukken wie jij bent in deze functie. Afwachtend of daadkrachtig, genuanceerd, routinematig. Die uitdrukkelijke rol kan wennen zijn, en wat mij betreft is er een belangrijk devies: schoenmaker, blijf bij je leest. Kijk, luister en stel vragen. Houd de lange en middellange termijn op het netvlies. Ga niet het werk overnemen van je docenten of teamleiders, dat kunnen zij zelf meestal beter dan jij.

Gaat het in de uitvoering toch niet goed? Misschien zijn de kaders en verwachtingen niet voldoende richtinggevend. Stel de kaders bij en onderbouw de keuzes. Overigens, op die toelichting komt het nu wel aan. Zoeken naar het nieuwe normaal begint nu direct, bij hoe jij de dingen verwoordt. Als je nu niet met taal laat klinken naar wat er nieuw is, wat je hebt geleerd, dan grijpt het ‘normale’ als vanzelf om zich heen. Misschien willen jullie dat ook, terug naar zoals het was. Maar misschien toch ook niet helemaal. Misschien zijn er dingen gebeurd de afgelopen weken die zó goed hebben gevoeld of zó duidelijk zijn geworden, dat je daar niet zomaar afscheid van wilt nemen. Gebruik de inzichten die je hebt opgedaan, de inspiratie die je hebt mogen ontvangen uit de energie en ontwikkelkracht die er de afgelopen weken is neergelegd. Leg de accenten zo dat je benadrukt wat je goed vindt en wat je hebt geleerd, wees daarin zorgvuldig in je woordkeuze, want daarin klinkt de bedoeling door.”

Geef leerlingen een stem

Om schoolleiders te ondersteunen om het leren van leerlingen te zien en informatie daarover te kunnen gebruiken in de besluitvorming nu, heeft Femke een vragenlijst ontwikkeld met vragen aan leerlingen over afstandsonderwijs, thuisleren en hun behoeften nu de scholen gedeeltelijk weer open zijn of gaan. “Met deze vragenlijst expliciteert de leerling hoe het afstandsonderwijs in elkaar stak, hoe hij thuis gewerkt en geleerd heeft en wat hij geleerd heeft. Het is een vorm van zelf-evaluatie voor de leerling. Daarbij geven leerlingen aan hoe ze graag verder zouden willen de komende periode, en wat zij daarbij dan nodig hebben: thuis en op school. De vragen richten zich op wat goed is gegaan, met het idee dat je daarop wilt verder bouwen. Ik denk dat resultaten van deze vragenlijst je helpen bij het kijken naar mogelijkheden en het denken in beperkingen kunnen keren. Het helpt je om besluiten die je al hebt genomen, nog eens opnieuw te doordenken vanuit je bedoelingen voor het leren van leerlingen. Dat verklaart voor mij ook het enthousiasme over de inhoud van deze vragenlijst bij schoolleiders. Die overigens ook volop hebben meegeholpen om die vragen te formuleren.”

Tot slot

“De afgelopen weken heb ik als onderzoeker getracht analytisch met schoolleiders mee te denken. Er was grote belangstelling voor mijn linkedin-berichten. Het is de expertise over schoolontwikkeling die ik in de loop der jaren heb opgebouwd, die nu aanslaat. Bovendien ben ik voortdurend op zoek naar nieuwe verbindingen tussen wetenschap en praktijk. Ik probeer vanuit mijn wetenschappelijke achtergrond te bedenken voor welke uitdagingen schoolleiders nu staan, tast af of dat klopt, laat mij bijsturen vanuit de praktijk, vraag er hulp bij.

Een van de schoolleiders schreef mij: “Vanuit VO-raad en op veel andere plekken zijn mensen enorm ondersteunend in de logistiek en de veiligheid… maar zo weinig op onderwijs. Dus ik ben blij met jou, dank.” Doe ik dan iets unieks? Ik hoop dat dat de behoefte van schoolleiders aan ondersteuning en kennisdelen in het beoefenen van onderwijskundig leiderschap door deze periode meer gehoor gaat vinden.”

In het komende oktobernummer meer aandacht voor de ervaringen en rol van de leerling, naar aanleiding van een lopend inventarisatie door Femke Geijsel.