Wiskundedocent Egbert-Jan Jonker heeft op zijn school, het Roelof van Echten College in Hoogeveen, het voortouw genomen om een professioneel statuut te maken. Hij vindt het namelijk belangrijk om met collega’s te discussiëren over ‘wat je mag verwachten van een professionele docent en welke professionele ruimte daarbij hoort’. Zijn school is een van de tien pilotscholen en –besturen die Voion met subsidie ondersteunt om tot een professioneel statuut te komen. De pilotscholen en –besturen pakken het allemaal op verschillende manier aan. Bij sommige ligt het initiatief bij de docenten, op andere scholen zet de schoolleiding en/of het bestuur de eerste stap. Een aantal scholen huurt een extern deskundige in, andere doen het helemaal zelf.

Concrete voorbeelden

In de Wet Beroep Leraar staat dat het schoolbestuur in overleg met leraren een professioneel statuut opstelt. In dit statuut worden afspraken gemaakt over zeggenschap en verantwoordelijkheid van leraren over vakinhoud, didactiek, pedagogiek en de beoordeling van prestaties van leerlingen.

Docenten kunnen het professioneel statuut ervaren als een juridisch instrument vol managementtaal dat van bovenaf wordt opgelegd. ‘Ik merk dat collega’s dit heel ver van hen af vinden staan’, vertelt Jonker. ‘Maar als je met concrete voorbeelden komt, dan gaat het wel meer leven. Het gaat om wat er in de klas gebeurt.’

Een voorbeeld: iedereen is het erover eens dat de schooldirectie verantwoordelijk is voor de financiën. Maar als de directie een vakgroep of docent vraagt om te kijken naar een goedkopere lesmethode, dan zal dat weerstand oproepen. De verantwoordelijkheid van de een heeft invloed op het dagelijks functioneren van de ander. Daar moet je het over hebben.

‘Hoe past dat in een professioneel statuut? Door de professionele ruimte van eenieder vast te leggen. Vinden we dat de docent een eigen lesmethode kan kiezen of zitten daar voorwaarden aan?’

Op de school van Jonker timmeren eerst de docenten in een aantal bijeenkomsten aan het professioneel statuut. In de eerste bijeenkomst wordt gediscussieerd aan de hand van stellingen over wat de deelnemers verstaan onder professionaliteit en over de begrippen vakdidactiek, vakinhoud en pedagogiek. Doel is om het beeld van een ‘professionele docent’ en waar hij zeggenschap over heeft aan te scherpen. Om vervolgens tot een document te komen, waarover verder wordt gediscussieerd. Uiteindelijk worden de leidinggevenden betrokken zodat ze het statuut gezamenlijk kunnen afstemmen.

Overkoepelend kaderstatuut

Niet overal ligt het initiatief zo duidelijk bij de docenten, wel zijn ze op alle pilotscholen nauw betrokken. Overal wordt benadrukt dat het vooral gaat om het gesprek tussen docenten onderling en met de schoolleiding, en in sommige gevallen ook met het onderwijsondersteunend personeel. En hoewel de MR officieel geen inspraak heeft, wordt de MR wel geïnformeerd over de inhoud van het professioneel statuut. Sommige scholen kiezen ervoor om de MR mee te laten praten.

Je bent met elkaar in gesprek over professionalisering en eigenaarschap van het onderwijs.

Bij Scholengroep Spinoza wordt eerst een kaderstatuut ontworpen voor alle acht middelbare scholen in Leidschendam-Voorburg en Den Haag. Een groep van ongeveer negen mensen, waarin behalve de directeur van het bestuursbureau, docenten en andere vertegenwoordigers van de scholen zitten, maakt in een aantal bijeenkomsten een overkoepelend statuut. Daarin komen de kaders te staan die op bestuursniveau voor alle scholen gelden. De scholen gaan vervolgens met docenten dat algemene professionele statuut verder invullen voor hun eigen situatie en wensen.

De bijeenkomsten over het kaderstatuut worden begeleid door een extern adviseur. Hij biedt de deelnemers een aantal gesprekstechnieken op basis van de professionele dialoog, die ze later ook in hun eigen school kunnen gebruiken. Kenmerk van een professionele dialoog is dat collega’s met elkaar praten over hoe ze hun vak zo goed mogelijk kunnen uitoefenen.

Levend document

Hoewel er in het schooljaar 2018/2019 op elke school een professioneel statuut moet liggen, ziet geen van de scholen het als een ‘af product’ maar als een ‘levend document’. Zoals het Zuid-West College in Den Haag. Bestuurder Maarten Schoon vindt het proces ernaar toe belangrijker dan het statuut zelf. ‘Je bent met elkaar in gesprek over professionalisering en eigenaarschap van het onderwijs.’ En dat gesprek moet, nadat het statuut op papier staat, gevoerd blijven worden. ‘Het product is een resultaat, maar ook een tussenstap in het proces. Want dat proces gaat door.’

Schoon benadrukt het belang van het professioneel statuut: ‘Het lijkt een wat instrumenteel, juridisch proces. Maar dat is een wat karig uitgangspunt. Scholen en besturen zouden de ontwikke-ling van het professioneel statuut door docenten moeten initiëren en faciliteren. Ik vind dat we als sector moeten laten zien wat we doen. Maatschappelijke verantwoording, daar hoort dit ook bij. In andere sectoren is dat vaak normaal, maar in het onderwijs nog niet.’

Iedereen is altijd druk

Het is niet makkelijk om zo veel mogelijk docenten bij dit proces te betrekken. Iedereen is altijd druk. Maar Egbert-Jan Jonker vindt dat er ergens keuzes moeten worden gemaakt. ‘Als we het professioneel statuut belangrijk vinden, zal er ruimte moeten worden gemaakt. Misschien komt er eens een les te vervallen. Dat is een afweging die je moet maken. Je moet het wel faciliteren. Als je niet oppast, sneeuwt het onder in de dagelijkse gang van zaken.’

Gespreksonderwerpen

Onderwerpen waarover de gesprekken op de pilotscholen zoal gaan, zijn bijvoorbeeld:

  • visie op onderwijs binnen de school
  • missie van de school – wat willen we met elkaar bereiken?
  • betrokkenheid van docenten bij het beleid
  • leerling(resultaten) als uitgangspunt
  • vakinhoud
  • vakdidactiek
  • pedagogiek
  • wat is professionele autonomie en tot waar strekt de vrijheid van de docent?
  • hoe word je betrokken bij en heb je invloed op de besluitvorming?
  • kwaliteitszorg leerlingen
  • kwaliteitszorg leraren - hoe borg je dat de docent zijn niveau houdt?
  • professionalisering
  • werkconditie - hoe kan de docent worden ondersteund?
  • professionele standaard: wat is dat en hoe houden we ons daaraan?