Het doel van onderwijs is om ervoor te zorgen dat leerlingen kennis en vaardigheden opdoen die ze kunnen gebruiken in hun latere leven. De leerling en zijn kunnen staan daarbij centraal. Maar tegenwoordig lijkt het vooral om onze cijfers te draaien. Die cijfers blijken voornamelijk een extrinsieke prikkel. Hoe zit het eigenlijk het met de intrinsieke motivatie van leerlingen? Er zijn twee verschillende soorten motivatie, intrinsieke en extrinsieke. De intrinsieke variant komt vanuit jezelf, je doet iets omdat je het zelf wilt. De extrinsieke staat daar recht tegenover, je doet iets omdat een externe prikkel je drijft.

Relatie

Volgens de zelfdeterminatietheorie vormen relatie, autonomie en competentie de drie basisbehoeften van intrinsieke motivatie. De leraar en leerling maken contact en zijn in gesprek, maar ook de relatie tussen leerlingen onderling is goed. Zo ontstaat er een veilig klimaat waarin de leerling het gevoel heeft dat hij ergens deel van uitmaakt. Op veel vernieuwende scholen wordt dit bereikt door de rol van de leraar op te splitsen in twee taken: de expert en de coach. Bij VO de Vallei, een democratische school waar leerlingen zelf mogen kiezen wat en wanneer ze iets doen, helpt de coach de leerling met zijn toekomstplannen. De Nieuwste School is een school waar onderzoek centraal staat en het leerproces veel aandacht krijgt. Daar helpt een mentor de leerling met het ontdekken en onderzoeken van zijn manier van leren. Door dit intensieve contact tussen leerling en coach kan een goede relatie ontstaan.

Autonomie

Autonomie gaat over het gevoel van onafhankelijk zijn, over de ruimte die een leerling krijgt om zelf beslissingen te nemen zonder dat hij gedwongen wordt. De mate van autonomie varieert per school. Bij Agora wordt gewerkt met challenges, de leerlingen bedenken zelf wat ze willen leren of onderzoeken en werken dat vervolgens uit. De leerlingen stellen zichzelf dus een doel. Op Unic worden lessen gegeven rondom een bepaald thema, bijvoorbeeld ‘Actieve aarde’. Bij dit thema worden er brede opdrachten gegeven waaraan de leerlingen kunnen werken. Welke naam de scholen aan autonomie geven verschilt ook, de een legt de nadruk op vrijheid, de ander op eigenaarschap of verantwoordelijkheid. Uiteindelijk komt het erop neer dat de leerling door meer te kunnen kiezen wat of hoe hij iets aanpakt, meer intrinsieke motivatie heeft.

Competentie

Tot slot gaat competentie over het gevoel van kunnen en ergens goed in zijn. Dat gevoel komt volgens de theorie niet door een resultaat, maar het is een gevoel dat daarvoor al aanwezig is. Dit is een ingewikkeld proces waarin het zoeken is naar de mate van controle. Een leerling in zichzelf laten geloven is ingewikkeld, het is zoeken naar de balans tussen het behouden en het loslaten van de controle. Uit eigen ervaring merken wij dat toetsen vaak niet het gevoel van competentie stimuleren. Een leerling maakt een toets niet om te laten zien dat hij iets kan, maar enkel om het gemiddelde cijfer op een bepaald niveau te houden. Geen toetsen meer geven kan een oplossing zijn, maar is in de praktijk lastig haalbaar, ook voor leerlingen. Op Agora was bijvoorbeeld te zien dat sommige leerlingen er moeite mee hadden dat ze nergens aan konden meten of ze ‘goed genoeg’ waren. Bij De Nieuwste School mogen leerlingen binnen een thema een onderzoekje doen naar een onderwerp dat hen interesseert. Omdat de leerlingen veel onderzoeken raken ze vertrouwd met het onderzoeksproces, zo ontstaat uiteindelijk een gevoel van competentie.

Uit eigen ervaring merken wij dat toetsen vaak niet het gevoel van competentie stimuleren.

Flowtheorie en atrributietheorie

De flowtheorie heeft overlappingen met de zelfdeterminatietheorie. Er is een balans nodig tussen uitdaging en vaardigheden (skills). Om deze balans te bereiken is veel reflectie nodig, evenals concentratie, keuzevrijheid en het stellen van duidelijke doelen.7 De leerlingen op Agora beslissen zelf volledig wat ze doen en stellen daar samen met hun coach een of meerdere doel(en) voor vast. Voor genoeg uitdaging krijgen ze hulp van experts. Door veel skills en uitdaging tegelijk te hebben, komen leerlingen uiteindelijk in de flow. Het is belangrijk om te beseffen dat iedere leerling anders is, andere skills heeft en dus een andere uitdaging nodig heeft.

Nog een andere theorie die motivatie beschrijft is de attributietheorie. Die zet de houding ten opzichte van eigen succes of falen centraal. Leerlingen die succes of falen vooral aan zichzelf toeschrijven, hebben een mindset die gunstig is voor het leren. Om leerlingen vanuit de attributietheorie te motiveren kan reflectie helpen. De eerdergenoemde mentor op De Nieuwste School helpt leerlingen met reflecteren, waardoor leerlingen al vroeg leren hoe ze met hun resultaten om kunnen gaan. Op Agora reflecteren leerlingen niet alleen met hun coach maar ook individueel. Per challenge vullen de leerlingen een formulier in met het doel en de tijdsduur erop. Tijdens de challenge en achteraf vullen ze ook enkele vragen in over hoe het proces verliep. Door leerlingen vaak te laten reflecteren op hoe een opdracht ging, leren ze naar zichzelf te kijken en kunnen ze in de toekomst anders omgaan met hun resultaten.

Onze conclusie

Ons onderzoek was niet zo groot, maar een conclusie die wij durven te trekken is het belang van vertrouwen. Niet alleen het vertrouwen van de leerling in zichzelf, maar ook het vertrouwen dat de leraar in de leerling heeft. Vertrouwen is de basis van motivatie, het is nodig om leerlingen los te laten, zelf te laten kiezen en te begeleiden wanneer nodig. Om dit te bereiken is veel verandering nodig en dit is in het onderwijs makkelijker gezegd dan gedaan. Toch is dat geen reden om er niet aan te beginnen. Voel het vertrouwen, ga het gesprek aan en laat de vernieuwing beginnen!