(februari 2019)

Nog niet zo lang geleden verscheen ‘Ruimte voor nieuwe talenten’. Een praktisch en handzaam boekje voor de opvang van vluchtelingenkinderen met daarin ruim aandacht voor hun taalonderwijs. Alles wat bekend is uit onderzoeken van de laatste decennia over taalverwerving en taalonderwijs is nog eens compact en overzichtelijk bijeen gebracht. Een goed initiatief. Toch hebben we maar weinig aandacht voor een deel van ons koninkrijk waar de taal situatie buitengewoon complex is (en waar we als Nederland nog een grote verantwoordelijkheid hebben): Aruba, Curaçao en St. Maarten als zelfstandig land binnen het koninkrijk en de BES-eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba. Elk Caribisch eiland heeft zijn eigen specifi eke context, historisch gegroeid, gebonden aan de geografische situatie en te herleiden naar de band die elk eiland heeft met Nederland. Dit artikel beperkt zich even tot Curaçao, maar dit is voldoende illustratief voor de complexiteit van het (taal)onderwijs binnen ons eigen koninkrijk.

Curaçao in een notendop

Curaçao is het grootste Caribisch eiland van het Koninkrijk der Nederlanden. Er wonen naar schatting zo’n 160.000 mensen op het eiland, een samenleving in de orde van grootte van de gemeente Haarlem of Apeldoorn. Er is een flink aantal basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs, vallend onder een katholiek, een protestants of een openbaar school bestuur. Daarnaast zijn er nog enkele privéscholen. Het overgrote deel (zo’n 75 à 80%) van de leerlingen stroomt na het basisonderwijs (fundashon) door naar het vsbo (vmbo in Nederland), daarna naar het sbo (mbo) en betreedt dan de lokale arbeidsmarkt. Maar de jeugdwerkloosheid is hoog op het eiland: het percentage schommelt rond de 30%. Curaçao heeft een eigen hbo/universiteit waar een beperkt aantal opleidingen wordt aangeboden, waaronder de PABO en de lerarenopleiding. Hoewel het eiland Curaçao meer dan 100 nationaliteiten telt, is voor veruit de meeste inwoners van het eiland Papiaments de moedertaal. En die taal is sinds 2007 naast het Engels en het Nederlands ook een officiële taal geworden.

Papiaments op school

Heel lang is Papiaments geweerd uit het onderwijs. Dit leidde ertoe dat generaties lang mensen hun moedertaal wel spraken thuis, maar op school niet in hun moedertaal werden onderwezen. Zij kregen uitsluitend onderwijs in het Nederlands, voor hen een vreemde taal (en ook nog eens de taal van de overheerser). Maar het algemeen erkende belang van onderwijs in de moedertaal voor een goede (taal)ontwikkeling maakte dat men op Curaçao aan het begin van de 21e eeuw het roer radicaal omgooide: men besloot het leren lezen en schrijven in het Papiaments te laten plaatsvinden en in de loop van de schooljaren Nederlands successievelijk toe te voegen. Maar het overgaan op leren lezen en schrijven in de moedertaal vroeg wel om de ontwikkeling van geheel nieuw lesmateriaal. Tot dan toe gebeurde het leren lezen en schrijven immers met lesmaterialen uit Nederland. Dat materiaal sloot inhoudelijk slecht aan op de wereld van de leerlingen op Curaçao. Hoe vreemd waren de teksten over sneeuw, treinen en kerktorens, geïllustreerd met polderlandschappen en kinderen met blonde paardenstaarten?

En zo is Curaçao een eiland waar je als toerist vanaf dag één onder de indruk bent van de taalvaardigheid van de bewoners.

De keuze voor het Papiaments betekende een enorme inspanning en kostenpost, maar was buitengewoon legitiem. Echter, de ontwikkeling van lesmaterialen verliep (te) traag. De basisleergang lag net op tijd op de planken maar de productie van flankerend materiaal als leesboekjes t.b.v. een goede alfabetisering bleef achter. Het leidde ertoe dat een aantal cohorten kinderen met een te grote taalachterstand in zowel het Papiaments als het Nederlands het funderend onderwijs verlieten. Zij stroomden met die achterstand het voortgezet onderwijs in, dat niet die omslag naar het Papiaments had gemaakt. Ook weer begrijpelijk want de meeste examens komen in een dikke envelop rechtstreeks uit Nederland. Dit ging niet goed en het beleid werd omgevormd tot de huidige situatie: scholen mogen nu kiezen voor ofwel het aanvankelijk leren lezen en schrijven opstarten in het Papiaments, ofwel in het Nederlands. En hoewel vrijwel niemand het belang ontkent van een start van onderwijs in de moedertaal, kiest nu toch een substantieel deel van de ouders op Curaçao voor een school die start in het Nederlands en daarbij Papiaments als apart vak aanbiedt. Dat klinkt helder, maar de werkelijkheid is diffuser.

Taalvaardigheid van leraren

In het onderwijs op Curaçao werken docenten met verschillende achtergronden: docenten met Papiaments als moedertaal en opgeleid op Curaçao, docenten met Nederlands als moedertaal en opgeleid in Nederland en docenten die weliswaar het Papiaments als moedertaal hebben maar wel opgeleid zijn in het Nederlands. Dit betekent dat niet alle docenten even vaardig zijn in ofwel het Nederlands ofwel het Papiaments, en soms zelfs in geen van beide. Kiest een school ervoor het onderwijs in het Nederlands aan te bieden – of in het Papiaments - dan dient dit thema zich onmiddellijk aan: hoe ziet de taalvaardigheid van het bestaande docentenkorps eruit? Wat voorbeelden ter illustratie van de problemen die daarbij ontstaan In de bovenbouw van een vmbo-klas wordt biologie gegeven. De methode is in het Nederlands en ook het examen zal dat zijn. Maar de leerlingen zijn onvoldoende vaardig in het Nederlands om de theorie uit het leerboek te kunnen begrijpen en hetzelfde geldt voor de vragen van het examen. Welke keuze nu te maken? Een docent die zelf Papiaments spreekt, zal veel van de theorie uitleggen in het Papiaments. Dit zal leiden tot een beter begrip van de leerstof. Maar het betekent ook dat leerlingen het leerboek niet kunnen gebruiken waarvoor het ook bedoeld is, namelijk rustig in eigen tijd en tempo doornemen van de leerstof. Bovendien leidt instructie in het Papiaments tot mindere beheersing van de Nederlandse taal die bij het vak hoort, en die is weer hard nodig voor het begrijpen van de examenvragen en eventuele doorstroming naar een opleiding in Nederland. Een Nederlandstalige docent kan niet terugvallen op het Papiaments en zal zich voortdurend proberen aan te passen aan het beheersingsniveau van het Nederlands van zijn leerlingen om er zo voor te zorgen dat leerlingen voldoende van het boek en de examenvragen kunnen begrijpen. Zo is het op Curaçao niet de vraag of een vakdocent ook een taaldocent is: het is een feit. En de vraag is bij welke docent welke leerling het beste af is.

Een ander voorbeeld. Op een basisschool die in het Nederlands lesgeeft werkt een leerkracht die de Pabo op Curaçao heeft gevolgd in het Papiaments (dat kan) en zelf Papiaments als moedertaal heeft. Deze gediplomeerde leerkracht moet lesgeven in een taal waarin hij zelf onvoldoende vaardig is en waarin hij zich ook onvoldoende bekwaam voelt. Dit is extra zichtbaar bij de productieve vaardigheden, het spreken en het schrijven. Werken aan de spreek- en schrijfvaardigheid van je eigen leerlingen in een taal die je zelf niet goed machtig bent, stelt leerkrachten voor grote problemen.

Wat zal de gemiddelde leerkracht dan in de praktijk doen? Wat mensen in het algemeen doen: vermijden van oncomfortabele situaties. Met name de productieve taalontwikkeling blijkt nauwelijks van de grond te komen in klassen met een docent die het Papiaments als moedertaal heeft en zijn opleiding vooral in het Papiaments heeft gevolgd. Voor scholen heel lastig, temeer daar ze zelf niet gaan over de benoeming van nieuwe leerkrachten, terwijl het schoolbestuur dat besluit over te gaan op het Papiaments vanwege arbeidsrechtelijke bescherming niet zomaar kan gaan snijden in het bestaande docentenbestand.

En waartoe?

En dan is er nog iets. Er stroomt maar een beperkt deel van de leerlingen daadwerkelijk door naar onderwijs in Nederland. Nog geen kwart van de leerlingen krijgt een plaatsje op havo en vwo (in Curaçao), een deel van die leerlingen blijft op het eiland en volgt daar een hbo of wo-opleiding en een deel gaat naar Nederland. Alleen voor Nederland zijn beurzen beschikbaar. Kinderen van rijke ouders kiezen nog wel eens voor een opleiding in Latijns Amerika of de VS. Van de studenten die in Nederland hun diploma hbo of wo hebben behaald blijft een substantieel deel definitief in Nederland wonen en werken omdat de arbeidsmarkt in Nederland voor hen meer mogelijkheden biedt. Dat betekent dat heel veel kinderen op Curaçao onderwijs in het Nederlands krijgen, terwijl maar een fractie van hen - naar schatting één op de twintig kinderen – op het eiland terugkomt met een in Nederland gevolgde opleiding. Over rendement gesproken. Maar tegelijkertijd blijft een goede beheersing van het Nederlands belangrijk, vooral op hoog ambtelijk niveau om binnen het koninkrijk goede en gelijkwaardige samenwerking met Nederland te waarborgen. Daarbij is het taalgebied van het Papiaments zo klein en het eiland zo weinig vermogend, dat het onmogelijk is het hele onderwijs inclusief alle lesmaterialen over te laten gaan op het Papiaments.

En zo is Curaçao een eiland waar je als toerist vanaf dag één onder de indruk bent van de taalvaardigheid van de bewoners en het bewonderenswa/ardige gemak waarmee iedereen switcht tussen Papiaments, Nederlands, Engels en Spaans. Maar Curaçao is tegelijkertijd een eiland waar het onderwijs voor grote dilemma’s staat en waar, alle onderzoeken over meertaligheid ten spijt, de oplossing niet zomaar voorhanden is. Het zou Nederland sieren als er wat meer aandacht en begrip zou zijn voor de complexe taalsituatie daar. En het zou ons allemaal sieren om meer waardering te tonen voor de Antillianen die ondanks al deze dilemma’s alsnog een diploma weten te bemachtigen in Nederland. •

Karen Heij was van 2001 tot 2017 directeur van Bureau ICE en is sinds 2017 zelfstandig toetsexpert. Zij promoveert op dit moment op een thema dat verband houdt met selectie in het Nederlandse onderwijs. Download het gehele rapport Ruimte voor nieuwe talenten uit 2017 via onderwijsdatabank.nl