Het zoeken naar andere aanpakken op het gebied van toetsing kent binnen de sectie economie al een zekere traditie. Dar begon toen Nanninga jaren geleden al tegen zaken aanliep waarvan hij dacht: dit is niet het onderwijs dat ik wil geven. En ook niet het onderwijs dat de leerling wil volgen. Focus op cijfers, strakke roosters, strikt gescheiden vakken, vaste PTA’s, allemaal zaken die zorgden voor strakke programma’s op vaste momenten. Daarover ging hij het gesprek aan met de school, er werd geluisterd en er werden mogelijkheden gecreëerd om te zoeken naar ruimte.

En dat begon met een jaar cijferloos in een 3e klas?

“Ja, niet omdat cijfers op zichzelf de grote boosdoener zijn, wel omdat het je anders niet lukt om de focus even helemaal te verleggen. (In onze huidige werkwijze bestaan wel cijfers, maar daarover later meer). Na het loslaten van de cijfers, werd een jaar later de methode losgelaten en zijn we in projecten gaan werken. Dat is inmiddels uitgebreid naar de hele onderbouw economie.”

En in de bovenbouw, met de examens in zicht?

“In de bovenbouw geven we wel cijfers, met de schoolexamens in zicht, maar ook voor de overgang. Maar ook daar zijn we de afgelopen jaren op zoek gegaan naar manieren om dat op een andere manier in te vullen dan via toetsen in de toetsweken. Het feit dat elke leerling op hetzelfde moment hetzelfde moet laten zien, betekent dat slechts een klein gedeelte van de leerlingen op maat bediend werd. Wat we hebben gedaan is allereerst overgangs- en dossiercijfers uit elkaar trekken. Het feit dat een leerling nog niet zo goed scoort op het dossier, wil nog niet zeggen dat hij geen groei laat zien en op weg is naar het gevraagde niveau. Leerlingen krijgen nu voor economie in totaal 3 dossiercijfers: in de 4e klas een grote verwerkingsopdracht (PO) over de stof van het hele jaar, in de 5e en 6e klas een grote toets over belangrijke examenonderwerpen. Het dossiercijfer moet immers vooral laten zien in hoeverre een leerling klaar is voor het examen.”

En de overgangscijfers?

“De overgangscijfers worden op een andere manier bepaald. Leerlingen zijn gedurende de periode bezig in de les met opdrachten, onderzoekjes, toetsjes, presentaties, etc. Het verschilt per periode of we op projectbasis werken of ‘gewoon’ uit het boek via hoor- en werkcolleges. Na afloop van de periode voeren we met elke leerling een gesprek over de afgelopen periode. De leerling schrijft een zelfreflectie op basis van zijn/haar portfolio, doet zelf een voorstel voor een cijfer en daarover gaan we in gesprek. In 90% van de gevallen zijn we het eens met de leerling en gaat het gesprek over de manier van werken, waarin de leerling nog kan groeien, et cetera. Die andere 10% van de gesprekken zijn nog interessanter, omdat de leerling blijkbaar een ander beeld heeft ontwikkeld dan de docent. Dan is het waardevol te onderzoeken wat de achterliggende ideeën zijn en waar de verschillen zitten.

Leerlingen geven aan dat ze zich serieus genomen voelen omdat ze in een eigen tempo op een zelfgekozen plek en moment op hun eigen manier kunnen leren.

Hoe zijn jullie ervaringen tot nu toe?

“De reflectiegesprekken zijn intensief, maar ook fantastisch om te houden. De leerlingen nemen ze serieus en bereiden zich er goed op voor. Dat betekent dat ze kritisch naar zichzelf kijken, maar ook zaken kunnen benoemen waar ze trots op zijn. Ze hebben dat wel moeten leren, ze moeten eraan wennen. Maar naarmate ze steeds beter voor ogen krijgen dat ze de touwtjes echt zelf in handen hebben, pakken ze die kans ook. Door in bijvoorbeeld 4 vwo te werken met leerdoelen en hoor- en werkcolleges, krijgen ze de kans om zichzelf te ontwikkelen in het leren leren. Dit leidt tot een zelfstandigheid en eigenaarschap die zich soms wonderbaarlijk snel ontwikkelen. Leerlingen geven aan dat ze zich serieus genomen voelen omdat ze in een eigen tempo op een zelfgekozen plek en moment op hun eigen manier kunnen leren. De wil om te leren komt vanuit de leerling zelf, niet omdat het voor een cijfer is of omdat het van de docent op één specifieke manier moet.

We evalueren deze werkwijze natuurlijk en dan tekenen we uitspraken op als: “Ik steek meer tijd in economie, want ik kan zelf kiezen op wat voor een manier ik met economie bezig ben, bij andere vakken niet.” Of: “Fijn, omdat je zelf in de hand hebt wat je wel en niet doet. Het voelt minder als een verplichting en je bepaalt zelf je tempo en huiswerk” en “Doordat je zo vrij bent in wat je wanneer doet, kun je het ook heel erg op je eigen manier doen, wat er bij jou past.' Dat we serieus met de leerling in gesprek gaan verstevigt de band en werkt door in de rest van het jaar.”

Is zo’n manier van werken voor elk vak mogelijk?

“Dat lijkt ons wel. Het houdt de inhoud van de lessen en periodes namelijk heel flexibel: de leerling kan op verschillende manieren groei laten zien. Op het gebied van leerdoelen, maar ook groei in bijvoorbeeld sociale vaardigheden. Dit doen wij soms door ze toetsjes te laten maken, soms middels projecten, soms door in een lessenserie ze allerlei verschillende opdrachten te geven waarin ze zichzelf kunnen laten zien. Dat zou voor elk vak moeten kunnen.”

Heeft de corona-tijd jullie nog iets geleerd of gebracht op het gebied van toetsing?

“Corona maakte duidelijk hoe waardevol en belangrijk de reflectiegesprekken zijn. Leerlingen pakten dit moment om stil te staan bij wie zij als individu zijn in de schoolomgeving, zonder dat ze daadwerkelijk op school zijn. Ze waren tijdens de lockdown kritischer naar zichzelf, vooral op de eigen werkhouding: het had efficiënter gekund, intensiever, vaker, et cetera. Een aantal leerlingen gaf in de reflectie aan economie niet als topprioriteit te hebben gezien, aangezien ze geen cijfer zouden krijgen in de vorm van een toets. Als docent zag ik daar in hun opgeleverde portfolio overigens niets van terug, dat loopt in de lijn der verwachtingen. Deze eerlijkheid van de leerling kun je in zo'n reflectiegesprek als docent ombouwen naar iets positiefs: wat ging er wel goed? Waarin zie je specifiek nog kansen om je te verbeteren? Deze persoonlijke aandacht, samen met de vermindering van de toetsdrukte, maakt dat leerlingen economie als een prettig vak ervaren waarin ze zich op een eigen manier kunnen uitdrukken.”

Wat is jullie punt op de horizon?

“Als het gaat over de reflectiegesprekken zou het fantastisch zijn als meer vakken hier gebruik van gaan maken. Dan kunnen we de gesprekken op elkaar afstemmen en krijgen we de leerlingen veel beter in beeld. Als het gaat om de manier van werken in het algemeen (minder methode, meer projecten) zouden we heel graag investeren in vakoverstijging. Dat is nu vaak ingewikkeld door vaste programma’s, methodes, PTA’s en tijdgebrek, maar het zou een hele mooie stap zijn. Helemaal omdat deze manier van werken zich daar uitstekend voor leent. Hoe mooi zou het zijn wanneer we niet alleen vakinhoud maar ook de reflectiegesprekken samen kunnen vormgeven met andere vakken!”