Waarom ben je ooit leraar geworden?

“Toen ik in klas 4 naar het schoolbord vol met natuurkundeformules en afleidingen keek dacht ik: dit is leuk! Dat hield niet meer op. Dus ik wilde die interesse verder omzetten. Ik wilde méér weten – studeren dus – en ook die kennis kunnen overdragen. Overigens was ik in klas 2 (nog) niet zo goed in natuurkunde: ik kon toen nog geen meter van een newton onderscheiden.”

Wanneer heb jij voor je eigen gevoel kwaliteit geleverd?

“Ik ga voldaan naar huis wanneer ik de indruk heb dat leerlingen iets bij mij hebben geleerd. Ik probeer van elke les een nuttige te maken (welke docent doet dat niet?), met voldoende afwisseling, rendabele lesactiviteiten, heldere en maakbare opdrachten en duidelijke uitleg in de hoop dat de leerlingen met meer natuurkundige bagage het lokaal verlaten dan ze hadden toen ze binnen kwamen. Ik blijf vaak tot laat in de middag op school. Nawerk. Ik bereid dan lessen voor de volgende dag voor, ruim practicumspullen op of zet ze juist klaar, kopiëren, toetsen maken, toetsen nakijken, overleggen met collega’s, leerlingen die toetsen komen inhalen, leerlingen die een inhaalles of bijles willen volgen, dat soort dingen. En, niet onbelangrijk, om de op die dag gegeven lessen te evalueren: wat ging goed, wat kon beter en is er nog iets wat in een volgende les rechtgezet of toegelicht zou moeten worden. Dit is bij mij een dagelijks cyclisch proces.”

Kun jij je kwaliteit als leraar voldoende laten zien?

“Ja, zeker. Ik werk in een geweldig groot natuurkundelokaal met mijn eigen minibibliotheek, veel sterrenkundeposters en - practicummateriaal. Ik heb fijne klassen, voldoende uren per klas en zit altijd in hetzelfde lokaal. Ik vind het belangrijk dat leerlingen zien dat er serieus aandacht wordt besteed en moeite wordt gedaan om hen iets te laten leren.”

Kijk je ook wel eens buiten je eigen klas?

“Ik heb veel lessen van collega’s – vaak nieuwe collega’s – en studenten mogen observeren de afgelopen jaren. Daarvan valt veel te leren. Vaak denk ik dan ‘o ja, zo kan het ook’ of ‘wat leuk, dat ga ik uitproberen in mijn klassen’. Het gaat dan vaak over een didactisch element of aanpak, maar ook vaak pedagogiek. Ik zie didactiek als een kruidenkastje: de ene dag een beetje van dit en de andere dag weer wat anders. Dat vind ik het mooie van lesgeven: niets ligt echt vast, elke dag is echt anders.”

De ene les leent zich goed voor frontaal lesgeven, terwijl een uur later groepswerk beter uitkomt.

Hoe ga je om met jouw eigen kwaliteitsopvattingen en die van de school in breder opzicht?

“Veel van wat de school – of de samenleving in dat opzicht – beschouwt als ‘kwaliteit’ strookt met wat ik zelf graag nastreef. Ik denk dat het moeilijk werken is op een school waar dat niet overeenkomt. Maar er zijn soms ook verschillen. Differentiatie en formatieve toetsing zijn een groot goed. Toch vind ik het lesgeven te complex om daarin een bepaald keurslijf voor te schrijven. De ene les leent zich goed voor frontaal lesgeven, terwijl een uur later groepswerk beter uitkomt.”

Hoe kijk je nu terug op de school waar je zelf op hebt gezeten?

“Mijn middelbare school was een hele fijne: er heerste een ontspannen sfeer en de docenten waren erg betrokken. Het was een houten noodgebouw (het bestaat helaas niet meer), maar het was er gezellig. Er was een leerlingenraad, er was vaak muziek op het schoolplein, er werden regelmatig klasseavonden en disco’s georganiseerd en de schoolreizen bestonden toen nog uit een fietsreis naar Bunnik. Ik kom qua jeugd uit de jaren 80: een tijd zonder internet, zonder mobiele telefoon en maar twee kanalen op tv. Maar we kwamen de dagen prima door. Ik vertel het wel eens aan mijn leerlingen die zich daar niets bij voor kunnen stellen. Tussenuren? Lenteschool? Examentrainingen? Magister? Daar hadden we nog nooit van gehoord. Misschien dat ik het minder heb meegekregen, maar ik heb toch de stellige indruk dat de prestatiedruk een heel stuk lager was. Geen profielen, geen kernvakken, geen verplichte moderne vreemde taal. Soms heb ik het met de huidige leerlingen te doen: zij hebben op school veel meer huiswerk, toetsen en opdrachten dan wij vroeger hadden. Ik denk dat ik mijn generatiegenoten die observatie delen.”

Met welke testimonials zou je willen dat jouw leerlingen jullie school verlaten?

“Dat leerlingen nadat ze geslaagd zijn nog eens hun gezicht laten zien, vertellen hoe het ze vergaat en dat ze met plezier teugkijken op de geslaagde (?) middelbareschooltijd.”

Roeland Boot studeerde wiskunde en natuurkunde aan de lerarenopleiding te Rotterdam, en is docent natuurkunde op het Thorbecke Voortgezet Onderwijs in Rotterdam, en geeft les aan bovenbouwklassen havo en vwo. Daarnaast is hij schoolopleider van studenten van de eerste- en tweedegraads lerarenopleidingen in Rotterdam, Delft en Leiden. Hij is de afgelopen jaren lid geweest van de vaststellingscommissie van het CvTE voor de centrale eindexamens natuurkunde havo en vwo én is intussen bezig met een promotieonderzoek betreffende het modellerend natuurkunde leren door vwo bovenbouwleerlingen.