Rene Kneyber, Valentina Devid en Dominique Sluijsmans roepen, na de toetsrevolutie, op tot een examenrevolutie. De weidsheid van een vakgebied verandert op het examen in een smal toegangspoortje. Met het oog op die examens bieden docenten vooral veel kennis en stappenplannen aan die leiden naar de vooraf voorgeschreven antwoorden van het antwoordmodel.

In een mail geeft emeritus hoogleraar

Eelco Runia mij zijn analyse: “Antwoordmodellen zijn een ramp voor het onderwijs. Ze leiden tot circulair onderwijs waarin studenten leren wat op het tentamen gevraagd kan worden, en docenten doceren wat ze op het tentamen in gesloten vragen kunnen examineren.” Als je zulke toetsen haalt, ben je dan niet vooral een betere computer geworden?

Het maakt me somber, Stilletjes wegdromend verschijnen dan, ineens, Annie Schmidt en Hannah Arendt in de twee voorste bankjes van mijn les. Hannie en Annie zijn m’n leerlingen met gerimpelde gezichten, pretoogjes en een peuk in de hand. Zou ik zoveel eigengereidheid de baas kunnen? En als ik ze aankan, en ze netjes mijn feitjes herhalen, heb ik ze dan wat aangedaan? Er moeten toch examenvragen te maken zijn die ruimte bieden aan de prachtige, tegendraadse geesten als die van Annie en Hannie?

Op 4 december 1978 sterft Hannah Arendt

. Plotseling. Op de rol van haar typemachine zit een titelpagina. Na Denken en Willen had haar trilogie moeten eindigen met Oordelen. Daarin wilde ze nog één keer benadrukken waarom de activiteit van het oordelen het verschil maakt tussen goed en kwaad. In dat ‘Arendtse oordelen’ ligt volgens mij de sleutel voor een beter examen.

Arendts voorbereidingen voor Oordelen verraden dat ze zich liet inspireren door Kants ideeën over een smaakoordeel. Bij oordelen over smaak of schoonheid heb je de vrijheid van je eigen oordeel tussen gelijken. Zo’n oordeel staat niet los van een breder gedeelde mode, maar het is ook niet rechtlijnig, niet exact. Niemand kan je opdragen een bepaalde smaak over te nemen. Zo verhoud je je in vrijheid tot de samenleving om je heen. Dat geldt niet alleen voor schoonheid, maar ook voor je mening over klimaatbeleid, vluchtelingen, economie. Die vrijheid heb je zelfs als je oordeelt over de waarde van het vak wiskunde. Deze afslag naar het smaakoordeel laat meteen zien dat Arendts oproep tot oordelen zich niet in een strak gevalideerde toets laat vangen. Smaakoordelen kunnen van kwaliteit verschillen, maar laten zich niet vangen in een antwoordmodel.

Eigenlijk wil Arendt wat elke docent wil: dat mensen autonomie gaan tonen in het gebruiken van de door jou aangeboden kennis binnen de gezamenlijkheid van de samenleving. Het lijkt op Gert Biesta’s oproep om de rijke wereld van ons vak te tonen en dan te vragen ‘waartoe?’ Van Biesta moeten we leerlingen vragen: Wat denk je? Die nieuwe wereld die ik je toon, kunnen we daar iets mee? Als we oordelen nemen we een standpunt in dat tegenspraak duldt, het maakt ons mens tussen de mensen. Want in dat eigen oordeel word je deel van de samenleving. Je weegt vanzelf de wereld mee en stelt met je oordeel je omgeving voor een nieuwe vraag.

Voor Hannah Arendt begint het oordeel

bij vrijheid. Vrijheid vormt de weg naar menselijkheid en dat heeft ingrijpende gevolgen voor het onderwijs: lesgeven wordt volstrekt onvoorspelbaar. Niet handig. In het licht van de natuurwetenschappelijke methode, ja zelfs van de onderwijskunde, kun je onderwijs verbeteren door verschillende gedragingen te herhalen en de meest efficiënte interacties vaker toe te passen. Wel handig. Ik ben mijn lesgroepen constant aan het manipuleren: ik probeer ze te laten reageren op mijn stellingen of juist geconcentreerd te laten werken. In dat licht is een handboek vol effectief leraargedrag geen gek idee. Maar Arendt waarschuwt: als je een klas met een stappenplan in het gelid krijgt, behandel je ze niet als mensen, maar als schapen.

Arendt wijkt af van de wetenschappelijke logica, we zijn geen dominostenen. Als je de vrijheid schrapt, versmalt het onderwijs; in computertaal bieden we leerlingen een combinatie van datasets en algoritmen. Met het juiste talent en voldoende training worden ze net zo goed als een computer uit de jaren ‘80. Dat wil ik niet schrappen, het is een onmisbaar onderdeel van onderwijs: stampen, trainen, toetsen. Om zinnig creatief te zijn, moet je veel gebaande paden kennen. Maar het is niet genoeg.

Maar Arendt waarschuwt: als je een klas met een stappenplan in het gelid krijgt, behandel je ze niet als mensen, maar als schapen.

Mensen kunnen iets nieuws beginnen, elke dag weer. ‘Nataliteit’ noemt Arendt dat. De Duitse Jodin beschreef het meermaals, vrij oordelen moet. Want als je stroomafwaarts met de heersende school meebeweegt, kan de uitkomst duister zijn. Je mag niet al je secondes mindful voorbij laten tikken. Gebruik je vrijheid. Als je per se met de flow mee wilt drijven, moet je hebben onderzocht of de stroming bij je past. Daarom doet Hannie me zo aan onze eigen Annie denken, ze delen die anarchistische grondhouding. Vel een eigen oordeel, nieuwe wegen geven uitzicht op vooruitgang, leve de vrije pionier! Daar kunnen Hannie en Annie mee verder. Maar kunnen wij docenten dat ook: ruimte bieden voor een vrij oordeel en dat oordeel op waarde schatten?

Goed examineren is een vak apart.

Een vak dat te vaak scherp stelt op één doel: beter vergelijken. Een examen is goed als het studenten met elkaar en met de exameneisen vergelijkt. Jij doet het beter, jij doet het minder. Jij haalt het wel, jij haalt het niet.

Vergelijken is niet onbelangrijk, tegelijk is het een doel dat de vraagstelling enorm beperkt. Om eerlijk te kunnen vergelijken, moet alles hetzelfde zijn. Dezelfde vragen, dezelfde antwoorden, dezelfde normering. Docenten voegen zich naar hun collega’s en landelijke normen. We kweken studenten die het goede hokje aan kunnen kruisen. Wie buiten het hokje denkt, denkt fout.

Toch ben je echt beter thuis in de wiskunde als je ook een oordeel hebt over nut, noodzaak en de beperkingen van het vak. Als we leerlingen alleen kennis en stappenplannen aanleren, dan versmalt de school tot een mal waarin elke afwijkende leerling, met steeds meer maatwerk, wordt omgevormd tot precies hetzelfde eindproduct.

Elke onderwijzer kent de taxonomie van Bloom, een ranglijst van doelen die je met onderwijs kunt bereiken. Bovenaan staat ‘evaluatie’. Als je iets echt wilt begrijpen, toepassen en doorgronden, dan moet je nieuwe kennis zelf op waarde schatten. Je hebt nu hoofdstuk 4 geleerd. Wat vond je het meest interessant en waarom? Durf die open vraag te stellen, ook op een toets. Nakijken wordt moeilijker én leuker. Mijn leerlingen weten op welke antwoorden ik hoop. Ik wil ze zien citeren uit de stof en ik kijk of ze de lesinhoud van een eigen afweging kunnen voorzien, liefst met behulp van een zelfgekozen bron.

In mijn droom hoop ik dat ze vooraan zitten; Hannie en Annie. Dat ze aan mijn lippen hangen, in de startblokken om zelf te gaan schrijven. Klaar om van mij af te wijken en met m’n woorden aan de haal te gaan. Maar in mijn examenklas zitten ze achteraan, afgehaakt en in slaap gevallen, geen zin in alle feitjes die ze in geordende brokjes moeten herhalen in de gymzaal.

Als een leerling, op Arendts advies, zijn vrijheid toont, dan is hij onvoorspelbaar. Dan past zijn gedrag niet bij mijn lesplan, dan staat zijn antwoord niet in het nakijkmodel. Heerlijk. Het klinkt revolutionair, maar ik wil, ook op een eindexamen, vragen zonder nakijkmodel. Hannie en Annie, nu jullie de stof hebben geleerd, moet de wereld er iets mee? Wat vinden jullie?