Daan Westerink studeerde journalistiek en was jaren woordvoerder en trainer bij de Landelijke Stichting Rouwbegeleiding. Ze werkte met hoogleraar Verlies verwerken Maggie Stroebe en onderzoekers Paul Boelen en Mariken Spuij van de Universiteit Utrecht. Ze ging een master pedagogiek doen, omdat ze in de rouwzorg merkte hoeveel misvattingen er zijn over rouw bij jongeren. ‘Uit onderzoek van Mariken Spuij blijkt dat volwassenen vaak niet goed in kunnen schatten hoe het met een jongere, zoon of dochter gaat na een verlies. Toch maken ze hetzelfde rouwproces mee als volwassenen, ze uiten zich alleen anders.’

Nieuwe balans

Rouwen, aldus Daan Westerink, is het zoeken van een nieuwe balans na een ingrijpende verlieservaring. Dat is dus niet voorbehouden aan verlies door de dood. ‘Je ziet dit veranderingsproces ook terug na een migratie of na een ontslag. Stroebe en Schut gaven in hun Dual Proces Model of Coping with Bereavement (1999) al aan dat rouwen een kwestie is van het zoeken naar een nieuwe balans tussen verliesgerichte en herstelgerichte activiteiten.’

De pijn van het verlies is bij jongeren hetzelfde en gaat even diep als bij volwassenen. Maar jongeren zijn zich volop aan het ontwikkelen. Rouw komt erbij, er bovenop, en dat maakt het soms ingewikkeld. Hoe volg je met aandacht je lessen terwijl thuis niets meer hetzelfde is? Hoe kun je je dolgelukkig en verliefd voelen terwijl je ook zoveel verdriet hebt van een overlijden? Hoe doe je dat zonder je schuldig te voelen? Volwassen worden betekent je losser maken van de omgeving die jarenlang zo vertrouwd was. Op eigen benen leren staan betekent een nieuw leven opbouwen. Als je dan afscheid moet nemen van een ouder, broer of zus, kan dat je basis behoorlijk aan het wankelen brengen. Wat je dan nodig hebt is een begripvolle omgeving.’

Wat is dan het belangrijkste voor jongeren in de leeftijd tussen 12 tot 18? Hoe speel je daar als school het beste op in? Daan Westerink: ‘Vraag vooral aan jongeren waar ze behoefte aan hebben. Vaak weten ze dat helemaal niet, behalve dan dat ze graag bij elkaar in de buurt zijn. Maar je moet het ze blijven vragen, en niet voor ze invullen. Soms willen ze praten, soms willen ze gewoon graag chillen met vrienden. Wees je ervan bewust dat voor veel jongens en meiden school afleiding is. Even weg van het verdriet. Docenten moeten absoluut weten wat er thuis speelt, maar geef je leerlingen zelf de regie. Overleg met ze wat er in de klas verteld wordt bijvoorbeeld. Denk ook niet dat jongeren alles in een paar maanden verwerkt hebben. Rouw is je aanpassen aan een nieuwe situatie. Dus ook jaren later, als ze examen moeten doen bijvoorbeeld, kan er ineens weer heel veel verdriet zijn. Dan beseffen ze ineens weer heel sterk: daar is mijn vader ook niet bij. Wees daar bedacht op en bied ruimte voor het verdriet dat later ineens naar boven komt.’

Onze samenleving is een praat-maatschappij en een doe-maatschappij. We willen oplossen.

Praatcultuur

Onze samenleving is een praat-maatschappij en een doe-maatschappij. We willen oplossen. En er is veel aandacht voor het uiten en bespreken van emoties. We vinden eigenlijk dat we kinderen en volwassenen ook buiten die vertrouwde omgeving moeten laten praten, zodat het verdriet verwerkt wordt. Maar niet iedereen praat en uit zo gemakkelijk zijn emoties, zeker niet buiten de eigen vertrouwde omgeving. Een meisje zei een keer tegen me: ‘Wat ik niet prettig vond is dat sommige mensen je min of meer dwingen om te praten ook al geef je aan dat je daar geen behoefte aan hebt. Of ze adviseren wat je wel of niet moet doen. Allemaal goed bedoeld, maar op dat moment vond ik dat niet leuk.’ En als je zelf afscheid hebt moeten nemen van je zo geliefde partner, kind, ouder, broer of zus, dan weet je ook dat er geen sprake is van verwerken, van de dood een plekje geven.’

Daarbij, zegt Daan Westerink, is het niet goed om alleen maar met je verdriet bezig te zijn. Daar krijg je een overbelast brein van. Het is juist ook goed om af en toe vrij te nemen van dat grote verdriet door afleiding te zoeken, zodat ook je hoofd wat meer rust krijgt. En daarbij is het heel belangrijk dat je mild bent voor jezelf en dat je van je omgeving de ruimte krijgt. Dit onderdeel van rouwen is volgens haar zwaar onderschat.

Hoe kun je dit vertalen naar helpend gedrag op school? ‘Er zijn belangrijker dingen dan alleen maar praten. Jongeren hebben vaste bakens nodig. Ook docenten kunnen dat zijn. Een docent die je altijd aan het lachen maakte, moet dat blijven doen. Een docent die actieve werkweken organiseert, een docent die altijd belangstellend is, een docent die graag een wandeling maakt bij een mentorgesprek: blijf dat doen. Wees jezelf. Bedenk dat jongeren die een verlies meemaken ook nog gewoon door moeten gaan met volwassen worden. Bescherm ze niet teveel, nodig ze uit voor alle activiteiten en ga met jongeren op zoek naar waar ze behoefte aan hebben. Als er thuis al heel veel ruimte is voor verdriet, dan is het misschien juist fijn om het er op school niet al te veel over te hebben. Je kunt dit niet van te voren bepalen: je moet als school kijken wat er nodig is in het leven van een leerling.’

Gewoon een puber

‘Want,’ zegt Daan Westerink, ‘soms is het lastig om onderscheid te maken tussen adolescentie en rouwreacties. Voor pubers en jonge adolescenten is het leven zelf al een enorme uitdaging, of ze nu een dierbare verliezen of niet. Daar hoort het verkennen van grenzen bij. Een jointje roken of opstandig gedrag hoeft geen uiting te zijn van rouw, maar kan gewoon een ontwikkelingstaak zijn. We zitten erg op de nek van jongeren en hebben de neiging deze groep te problematiseren. Ik vind dat je aan moet sluiten bij deze ontwikkelingstaken. Geef ruimte voor experimenten en geef tegelijkertijd grenzen aan. Je moet er voor ze zijn maar ze ook los laten. Uit mijn onderzoek blijkt eigenlijk dat ze zeggen: hou me vast en laat me los. Of: Hou me los, laat me vast.’