Kalverliefde bestaat. Ik weet niet of het woord nog gangbaar is, en noem de ongelukkige liefde van je puberkind vooral geen kalverliefde, maar het bestaat letterlijk. We schrijven 1976 en ik sta in een weiland aan de rand van een sloot. Ik doe onderzoek naar waterplantjes. In de wei staan koeien en pinken, dat zijn eenjarige koeien, moeders en puberdochters, zal ik maar zeggen. De volwassen koeien grazen onverstoorbaar het weiland af met elkaar, vanmiddag gaan zij gezellig met elkaar liggen herkauwen. Ik ben niet interessant. Denk ik.

Pinken zijn nieuwsgierig. Zij willen er snel bij zijn als er iets te beleven valt. ‘Er als de pinken bij zijn’ is een spreekwoord. Ondertussen zit ik met mijn schepnetje en opschrijfboekje aan de rand van de sloot, mijn aandacht wordt getrokken door zeldzame kranswieren. De aandacht van de pinken wordt getrokken door mij. Achter mij hoor ik gesnuif en als ik omkijk, kijk ik in zes paar grote glanzende, verliefde ogen. Kalverliefde, nou ja, eigenlijk Pinkenliefde. Laat maar; ik buig mij weer over de kranswieren in de sloot. Dan voel ik opeens een natte snuit in mijn nek en een verliefd kopstootje in mijn zij en ik kukel het water in tussen de kranswieren met mijn flora en mijn opschrijfboekje. Als ik weer boven kom, zie ik zes starende koeienpubers die nu aan de rand van de sloot staan. Pokkenbeesten.

De week daarna sta ik in 5 havo. Ik combineerde studeren met lesgeven. Ik stuur twee meiden de klas uit en roep dat ik hen nooit, nooit meer terug wil zien en dat zij bij conrector Bert maar om een andere biologieleraar moeten gaan vragen. Ik ben helemaal klaar met Marloes en Thea, die mij nu al maanden het leven zuur maken. Zij voeren niets uit, huiswerk is bijzaak, de cijfers zijn dramatisch en in mijn lessen hebben zij vooral onderonsjes, met scheve blikken naar mij om te kijken of de kust veilig is. Ik lig voortdurend met hen overhoop en dat komt omdat zij stomme, onzinnige vragen stellen om mijn les te verstieren. Alleen maar om aandacht te trekken. Kom op zeg, er zitten nog 28 leerlingen in de klas!

Als ik weer boven kom, zie ik zes starende koeienpubers die nu aan de rand van de sloot staan.

Vandaag is de maat vol. Ik kom het lokaal binnen en met koeienletters staat op het bord geschreven: ‘OTTENHOF IS EEN LUL’. Aan het einde van de lesdag loop ik bij conrector Bert langs om de zaak kort te sluiten. Bert is er ook van geschrokken. Ik stuur nooit iemand naar de schoolleiding en nu worden er twee voorgoed verbannen. Bert heeft de meisjes al gesproken. Hij zegt, een beetje geheimzinnig, dat het goed is als ik zelf nog even met ze praat. Daar heb ik helemaal geen zin in, na wat zij op het bord hebben geschreven. "Nou ja, doe nu maar", zegt Bert en ik meen een nauwelijks merkbaar glimlachje te zien.

De volgende dag zit ik na de les met Thea en Marloes aan de tafel. Ik geef ze de wind van voren en maak duidelijk dat ze elke grens van fatsoen gepasseerd zijn met die tekst op het bord. Ik geef vol gas en daarna kunnen ze ophoepelen.

"Mijnheer… wij zijn verliefd… " stamelt Marloes. "Op jou", zegt Thea "maar je doet alleen maar naar tegen ons in de les...".

Ik val helemaal stil, ik ben sprakeloos. Dit had ik niet verwacht. Langzaam passeren nu een paar situaties uit de klas weer de revue. Met deze wetenschap staan ze ineens in een heel ander daglicht. We bespreken er een paar en eigenlijk moeten we daar nu wel een beetje om lachen. Zij mogen blijven. Ik beloof om niet meer zo ‘naar’ te doen en zij beloven om beter hun best te doen. Tsja, en over die kalverliefde hebben we het verder maar niet.

Oh ja, voor alle duidelijkheid: dit speelde 45 jaar geleden in een andere eeuw, ik was zelf het 'pinkenstadium' net voorbij. Laatst stond ik voor het stoplicht en Thea stak over. Zij is ondertussen tegen de zestig. Ik toeterde en zwaaide en Thea herkende mij en zwaaide terug. We zwaaiden ook naar vroeger.