Ik ben op bezoek bij een andere school. Een prachtige school. Een school als monument. Ik ben er even als passant voor een gastles en ik kijk mijn ogen uit terwijl ik door de gangen loop. De mediatheek heeft een beschilderde koepel. Er hangt leerlingkunst aan de muur dat niets te maken heeft met het kangoeroe-portret dat ik zelf ooit in de vierde klas met wasco maakte. De school heeft een kruidentuin die door leerlingen beheerd wordt, een voetbalveld (geen kunstgras) en een landgoed met een mini-bos. Een overzicht met de theatervoorstellingen van de komende maand is te lezen op een briefje in de docentenkamer. Ik pak een (niet keiharde) peer uit de fruitmand voor docenten en wentel me even in het warme onderwijsbad waar ik een 1-dagskaartje voor heb.

Als docent wil je hier werken, als leerling wil je hier naar school. Iedereen heeft recht op schoonheid, heb ik geleerd van Maxim Februari bij Zomergasten, en op deze school krijg je een overdaad. Maar terwijl ik door de prachtige gangen loop, bekruipt me een ongemakkelijk gevoel. Ik kijk om me heen en besef dat de school een microkosmos is: ik zie bijna alleen maar witte kinderen. En dan ook nog eens kinderen die op het eerste oog te classificeren zijn als behorende tot de gegoede burgerij. In de vwo-klas waar ik meekijk, blijkt dat zelfs het meest alternatieve meisje ‘Roosje’ heet. Roep maar eens overtuigend ‘fuck the system!’ met zo’n lieflijke naam.

Iedereen heeft recht op schoonheid, heb ik geleerd van Maxim Februari bij Zomergasten, en op deze school krijg je een overdaad.

In mijn hoofd tekent zich een zichzelf versterkend systeem af. Zo’n mooie school werkt waarschijnlijk als lokmiddel voor docenten. Sollicitaties zijn flink competitief waardoor scholen als deze een ruime keuze hebben en alleen de beste docenten uit kunnen kiezen. Dit draagt weer bij aan de resultaten van de school, waardoor het aanzien stijgt bij leerlingen en hun zaakwaarnemers. Zo spiraalt een school omhoog. Het omgekeerde kan net zo goed gebeuren: wanneer een school met een slechter imago ook minder goede docenten en leerlingen aantrekt, verslechtert de kwaliteit van de school, waardoor het imago vervolgens ook weer verslechtert. Enzovoorts, enzovoorts.

Het is het verhaal van de vergrotende voorsprong, vorig jaar mooi in beeld gebracht in de documentaire ‘Klassen’. Het is moeilijk los te komen uit je eigen sociaal-economische hokje, wanneer jouw hokje geen moestuin en voedingsbos heeft. Aangezien leerlingen uit betere milieus vaak al meer groeimogelijkheden meekrijgen vanuit hun steunsysteem thuis, is het flink zuur wanneer dit ook doorwerkt in de scholen.

Maar ja, hoe ga je deze tegengestelde spiralen tegen? Zou het helpen wanneer je begint bij de randvoorwaarden, bij het creëren van schoonheid? Een soort ‘broken-window-theory’ in het onderwijs? Om dit te testen roep ik alle lezers die zich zorgen maken over kansenongelijkheid op om vanaf nu als moderne Robin Hood te pogen het onderwijs te fixen. Ga met een jutenzak naar je dichtstbijzijnde ‘prachtige school’, vul hem met rijpe peren en zet hem midden in de docentenkamer van ‘die flutschool’ op de hoek. Plaats heimelijk camera’s in de aula van de droomschool en stream hun theatervoorstellingen via een direct feed op de andere school. Haal ’s nachts met een schoffel en een kruiwagen plaggen grond uit dat mooie sportveld en drapeer ze over de korrels autoband waarvan het veldje drie straten verder gemaakt is. Natuurlijk wel even data bijhouden over wat dit met de kwaliteit van het onderwijs op beide scholen doet, we willen er iets van leren. En als de politie vraagt waarom je ’s nachts bakken met potgrond aan het verplaatsen bent, verwijs dan a.u.b. niet naar deze column.

Koen Ottenhof is docent biologie en werkt bij het Joke Smit College in Amsterdam.