Eind 2021 hebben jullie een eerste uitnodiging de deur uit gedaan voor netwerken die zich samen buigen over een of meerdere onderwijsvraagstukken uit de regio. Het NRO stelt dergelijke netwerken in de gelegenheid onderzoeksfinanciering aan te vragen. Wat is de gedachte achter deze specifieke oproep?

“Regionale kennisnetwerken spelen een steeds belangrijkere rol in het aanpakken van de grote vraagstukken van het onderwijs. Binnen deze netwerken leren scholen en onderzoekers van elkaar door inzichten te delen en ontstaan nieuwe vragen door met elkaar in dialoog te gaan. Gezamenlijk kan een antwoord worden gezocht op deze nieuwe vraagstukken.

De call uit 2021 is de eerste die zich specifiek richt op dit type samenwerkingen. In deze oproep staat niet vast welke thema’s onderzocht moeten worden, maar geven wij de ruimte aan de netwerken om een vraagstuk te formuleren dat echt speelt in hun regionale context. Het netwerk beargumenteert dan waarom dit vraagstuk belangrijk is en waarom juist déze partners nodig zijn om de onderwijskwaliteit in de regio te vergroten.

Als school kun je bijvoorbeeld een netwerk vormen rond een thema door de samenwerking te zoeken met andere middelbare scholen, een hogeschool en een universiteit. Het is belangrijk om van een gelijkwaardige rolverdeling in het netwerk uit te gaan. Dat betekent dat iedere partner zijn eigen expertise en perspectief meebrengt ten aanzien van het vraagstuk.”

Jullie maken verschil tussen landelijke netwerken en regionale netwerken. Waarom maken jullie dat verschil? Wat is tot nu toe jullie ervaring met het kennisnetwerken – landelijk of regionaal - en onderwijsonderzoek?

“Om te kunnen werken aan de vraagstukken in het onderwijs is het belangrijk dat de kennisinfrastructuur op orde is. In het advies Slimme Verbindingen (2019) schetsen de sectorraden verbindingen tussen onderzoek en praktijk, op regionaal en landelijk niveau, zowel fysiek als digitaal, die versterkt kunnen worden.

Deze subsidieoproep richt zich op dat regionale niveau. In de praktijk zien we dat regionale kennisnetwerken over geografische grenzen heen worden georganiseerd waarbij soms een link wordt gelegd naar partners die ook werken op landelijk niveau. Op die manier treedt een wisselwerking op tussen die niveaus, wat de kennisinfrastructuur weer versterkt.

Het verschil met landelijke of thematische netwerken is dat in de regio kennisbenutting en onderzoek ‘schoolnabij’ worden georganiseerd met meerdere partners die in contact staan met de regionale context. Hierdoor hebben zowel scholen, onderzoekers als andere partners een groot belang bij een oplossing voor het vraagstuk.”

Dat is ook wat jullie willen stimuleren, het onderzoeken in netwerken of samen onderzoeken?

“Ja. We verwachten dat het samen onderzoeken bijdraagt aan het verbeteren van de kwaliteit van het onderzoek en daarmee aan het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Een netwerk verbindt verschillende partners uit de regio rondom een vraagstuk of thema dat belangrijk is binnen die regio. De motivatie en het draagvlak om kennis met elkaar te delen is groot, maar het opent ook de deur om met elkaar aan de slag te gaan met vragen waar ze nog geen antwoord op hebben.

Dat de scholen en onderzoekers uit eenzelfde regio komen is positief, omdat ze de context beter begrijpen of herkennen. Binnen een netwerk zijn daarnaast de lijnen tussen de praktijk en het onderzoek kleiner. Onderzoekers hoeven dus niet te gissen wat de behoefte is in de praktijk, maar de praktijk formuleert samen met onderzoekers waar ze tegenaan lopen. Zo kijken ze of kennis nodig is om dit probleem op te lossen en hoe ze dit kunnen vertalen naar onderzoeksvragen. Zo zie je dat onderzoekers in dit proces leren om de vraag achter het praktijkverhaal boven water te krijgen, en daarnaast daagt het docenten uit om (wetenschappelijke) kennis te gebruiken om evidence-informed keuzes te maken.

Een kanttekening van onderzoek in de regio is dat de uitkomsten niet altijd makkelijk te vertalen zijn naar andere regio’s of naar het landelijke niveau. Wat in het noorden werkt, werkt dat ook in de Randstad? Daarnaast zie je dat het belangrijk is dat netwerkpartners in de samenwerking blijven investeren.”

Jullie spreken over kennisnetwerken, liever dan over leernetwerken?

“Dat is meer een semantisch verschil. In de kern gaan deze vormen over het (gezamenlijk) onderzoek doen, het stimuleren van kennisdeling en -benutting en professionalisering. Er kunnen accentverschillen zijn in de rolverdeling tussen de netwerkpartners en in de nadruk op een of meerdere van die onderdelen, de coördinatie van het netwerk of in hoeverre de partners worden gefaciliteerd.

Denk bijvoorbeeld aan scholen die docenten vrij roosteren om netwerkbijeenkomsten bij te wonen.

Vanuit het NRO financieren we het uitvoeren van onderzoek en kennisbenuttingsactiviteiten. We vragen dus ook dat onderzoekers gelijkwaardig deelnemen aan het netwerk. Dit kan nog een verschil zijn met andere professionele leergemeenschappen.”

Op welke manier kijken jullie naar de kwaliteit van een kennisnetwerk, of naar de kwaliteit van de samenwerking?

“Zoals blijkt uit de enorme belangstelling voor dit programma is er in Nederland een groot aantal regionale kennisnetwerken actief. Binnen deze subsidieronde kunnen ongeveer twaalf projecten een subsidie ontvangen, dus moeten we helaas ook scherp selecteren tussen netwerken.

Een onafhankelijke beoordelingscommissie bekijkt iedere aanvraag op zichzelf en dus niet in vergelijking met andere netwerken. Zij kijkt bijvoorbeeld naar de initiatieven waarop de partners in het verleden hebben samengewerkt en hoe zij in de toekomst hun samenwerking borgen. Als NRO vinden wij het belangrijk dat de samenwerkingen doorgaan met hun activiteiten wanneer de financiering ophoudt. Ons streven is ook te investeren in toekomstbestendige samenwerkingen, waarin er een duidelijke visie is hoe er ook zonder middelen van het NRO samengewerkt kan worden.

Daarnaast wordt er ook gekeken naar andere criteria, zoals de relevantie van het gekozen vraagstuk. We vragen netwerken om goed te onderbouwen dat het gekozen vraagstuk relevant is voor de regio en wat de specifieke invulling is voor deze regio ten opzichte van onderzoek met een landelijke invalshoek.”

En op welke manier kijken jullie naar de opbrengst van door jullie gefinancierd onderwijsonderzoek? Wat vind je daarin belangrijk?

“Vanaf de aanvraag laten we netwerken hier zelf op reflecteren. In dit programma kijken de leden van de beoordelingscommissie bijvoorbeeld naar de gewenste verandering die het netwerk beoogt te bereiken in de praktijk. Door hier als netwerk aan het begin van een project over na te denken, verwachten we dat de resultaten uit hun eigen onderzoek sneller een weg vinden naar de praktijk. We vertrouwen erop dat het netwerk zelf keuzes maakt die bijdragen aan die verandering.

Daarnaast willen wij dat (regionale) netwerken van elkaar kunnen leren. Om dit te bereiken zetten we een flankerend onderzoek uit om werkzame elementen van regionale netwerken in kaart te brengen en organiseren we tussentijdse activiteiten zodat netwerken elkaar kunnen ontmoeten. Dit is nuttig voor zowel bestaande als nieuwe kennisnetwerken.”

Maak je zelf deel uit van een lerend netwerk of heb je dat gedaan?

“Als beleidsmedewerkers zijn wij ook vaak betrokken bij (landelijke) netwerkinitiatieven. Zo ben ik (Cedric) betrokken bij de kennistafel Gepersonaliseerd leren met ict. De kennistafel bestaat uit praktijkprofessionals als leraren en ict-coördinatoren uit het basisonderwijs en onderzoekers die samen aan tafel schuiven om de diepte in te gaan op het thema gepersonaliseerd leren met ict. De kennistafelleden hebben elkaar recentelijk een inkijkje gegeven in hun manier van werken op school middels een bezoek en casestudyonderzoek. Zo is in kaart gebracht welke vragen leven bij scholen die net starten met gepersonaliseerd leren en hoe die vragen verschillen van scholen die al wat langer bezig zijn. Door met elkaar het gesprek aan te gaan worden vragen uitgediept, bruikbare kennis gedeeld en nieuwe vragen gebundeld. En dat geeft weer richting voor nieuw onderzoek.”

Kijk ook op:

https://www.platformsamenonderzoeken.nl/kennistafels/