Ik doe boodschappen bij de supermarkt in Edam. Als ik behoefte heb aan menselijk contact bij het boodschappen doen met een mondkapje op dan fiets ik naar Edam, want daar wonen veel van mijn ISK leerlingen en die gaan altijd vrolijk zwaaien en een praatje maken. ‘Mijnheer, hoe gaat het met u? Geen corona krijgen hoor!’ Eunike staat bij de afdeling groenten en fruit vakken te vullen. En als ik afgerekend heb bij Wafika, ga ik naar buiten en daar staat George de winkelkarretjes schoon te maken. Zo te zien wordt supermarkt Deen in Edam door ISK leerlingen in de markt gehouden.

Vier jaar geleden. George krijgt van mij biologieles op de ISK. Hij is een slimme jongen uit Syrië, die mij de oren van het hoofd vraagt. Ik heb nog geen drie zinnen gezegd of daar gaat het vingertje weer de lucht in. Om een vraag te stellen of om zijn kennis te delen. Na de vierde keer zeg ik 'George, nu even niet'. Hij slaat zijn armen over elkaar en gaat verontwaardigd zitten kijken. Het is ook wel een komediant. Al heel snel wint zijn nieuwsgierigheid het van de verontwaardiging en daar gaat het vingertje weer.

Dat vind ik nou wel weer schattig, dat zij het voor hem opnemen.

Drie jaar geleden. Het is vrijdagochtend en ik moet streng zijn, want anders wordt het een rommeltje in deze groep. Er zijn regels, en overtreders moeten nablijven. Je loopt bijvoorbeeld niet zomaar uit je bank. Maar tot mijn verbazing wandelt George doodleuk met zijn waterflesje naar het wasbakje met de kraan, zonder toestemming. Ik stuur hem terug, hij loopt door "Mijnheer, ik heb zo’n dorst, ik móet water drinken. Ik sterf." Hij luistert niet en ik zeg dat hij de klas uit moet gaan. Dat wordt een heel theater, - de dorst is kennelijk over - hij vraagt mij om dat niet te doen, want dan moet hij nablijven. Hij bidt en hij smeekt en valt zowat op zijn knieën om het onheil af te wenden.

Ik ben onvermurwbaar, maar dan vallen een paar van de oudere jongens hem bij en vragen of ik hem nog een kans wil geven, anders zwaait er wat voor hem. Dat vind ik nou wel weer schattig, dat zij het voor hem opnemen. Oké. Ik strijk met mijn hand over mijn hart en geef ‘de allerlaatste waarschuwing’. Er klinkt instemmend gemompel, iemand zegt, "George heeft gewonnen". Ik protesteer dat het niet om winnen of verliezen gaat. Vergeefse moeite.

Twee jaar later. Plaats van handeling: de aula van school, waar leerlingen van het VBMO hun diploma krijgen aan het einde van hun middelbareschooltijd en het is prachtig zomerweer zoals dat hoort bij een diploma-uitreiking. De meisjes in zomerjurken en de jongens in nette broeken met een vouw, een jasje en allemaal naar de kapper geweest zo te zien. Kijk, daar heb je George die ook zijn diploma op komt halen. Hij is een hele vent geworden en - echt een grappig gezicht bij deze gelegenheid - hij loopt met zijn piepkleine zusje van één jaar oud rond te sjouwen en lol te maken op deze receptie. Wat volwassen...

Nu werkt George bij Deen om een centje bij te verdienen voor zijn studie. We maken een praatje. Het gaat heel goed met hem, hij doet het MBO ‘business administration’, maar niet iets met Biologie. Ik zeg: “Heb ik zo mijn best gedaan...”

Hij zegt: “Sorry mijnheer, ik vond biologie echt leuk... hier een karretje... corona-proof.”

Columnist Frans Ottenhof (tekst) is naast biologieleraar op het Da Vinci College ook vrijwilliger op het ISK van de Purmerendse ScholenGroep. Zijn collega aldaar is Karin Verdel (illustratie), die de uitstroom van ISK leerlingen naar andere scholen binnen de PSG coördineert. Zij is ook beeldend kunstenaar.