Uit het citaat spreekt een grote mate van zelfbewustzijn. En dat is precies de kern van het onderwijsbeleid van het Jan Arentsz: het versterken van zelfbewustzijn. Hoewel de school zichzelf niet een vooruitstrevende school zou willen noemen, eerder een traditionele school, maakt de school in haar beleid wel duidelijke keuzes en probeert ze daar ook naar te handelen. Cees Bood: ‘We vinden het heel belangrijk dat het zelfbewustzijn van leerlingen door de jaren heen ontwikkelt. Dat kan als ze een goede tijd hebben in een veilige omgeving. En als ze niet alleen maar kennis tot zich nemen, maar ook op andere terreinen persoonlijk groeien, bijvoorbeeld door ervaringen op het terrein van sport en cultuur’. Die persoonsvorming krijgt systematisch aandacht in de school. ‘We deden al veel aan activiteiten op dit gebied, maar dat fietste altijd door de lessen en het programma heen. Dat vinden de leerlingen niet erg, maar docenten wel. Die hebben een bepaalde planning in hun hoofd die geregeld verstoord werd door een activiteit. Daarom hebben we gezegd dat we dit meer willen inbedden in de structuur. Het is nu structureel onderdeel van het jaarrooster in de vorm van vier activiteitenweken, verspreid over het jaar die daar helemaal voor gereserveerd zijn. Tijdens deze weken wordt het lesrooster geheel losgelaten. Die structuur werkt heel goed, want het geeft duidelijkheid,’ aldus Cees Bood.

Werken in de driehoek

In de ogen van Cees Bood wordt het zelfbewustzijn van leerlingen ook versterkt door ze serieus te nemen in het proces van onderwijsontwikkeling. Zo worden de activiteitenweken regelmatig geëvalueerd in de zogenaamde leerlingplatforms die bestaan uit twee vertegenwoordigers per klas. ‘Met een groep van zo’n twaalf leerlingen hebben we het over de school, de ontwikkeling van de school en de activiteitenweek.’ Niet alleen leerlingen, maar ook ouders worden betrokken bij schoolontwikkeling. Zo zijn zowel ouders als leerlingen aanwezig bij de studiemiddagen die met regelmaat worden georganiseerd. ‘De personeelskamer zit dan de hele middag vol met docenten, leerlingen en ouders. Dat zorgt voor een heel bijzondere sfeer.

Wij snappen dat sommige inspecteurs razend enthousiast worden van evaluaties vol getallen, maar als we alles gaan aantonen met cijfers, voelt het niet meer menselijk.

Ik merk dat docenten ook anders reageren, zodra de leerlingen en ouders meedenken.’ Er wordt tijdens zo’n middag over onderwijszaken gepraat, maar ook over onderwijsontwikkeling. Zo is vorig jaar samen met ouders en leerlingen besloten om het toetsbeleid op de schop te nemen. Die nauwe betrokkenheid zorgt er voor dat de drie actoren in de pedagogische driehoek leerlingen-ouders-school op één lijn komen. Dat vraagt inspanning van alle drie actoren. ‘Wij willen bijvoorbeeld de leerlingen leren dat zij eerst moeten luisteren voordat zij een conclusie trekken. Als een ouder vervolgens verontwaardigd opbelt om te vragen waarom hun kind met een bepaald verhaal thuiskomt, zullen wij dus zeggen dat zij eerst de andere kant van het verhaal moeten aanhoren.’

Bewuste keuzes

Het versterken van zelfbewustzijn geldt ook voor de school zelf. Of tweetalig onderwijs aan te bieden. ‘Wij hebben gezegd: Dat geeft te veel druk, daar stoppen we mee. Wij gaan doen wat wij belangrijk vinden’, aldus de vestigingsdirecteur. Wel heeft de school als doel om heel goed te scoren op het onderdeel schoolklimaat. ‘Als dat op orde is, rekenen we erop dat de andere opbrengsten meeliften’. Vanuit dat zelfbewustzijn heeft de school besloten om mee te doen aan de pilot met betrekking tot zelfevaluatie. Volgens Cees Bood wist het team snel hoe zij de pilot wilde invullen. ‘Wij wilden duidelijk maken dat je eigenlijk maar heel weinig getallen nodig hebt om te weten of het goed gaat met een school, onderwijskwaliteit is namelijk meer dan een optelsom van de rapport- en examencijfers.’ Hij vindt het jammer dat alle evaluaties vol staan met getallen. ‘Wij snappen dat sommige inspecteurs daar razend enthousiast van worden, maar als we alles gaan aantonen met cijfers, voelt het niet meer menselijk. Oudertevredenheid, leerlingtevredenheid en de examenresultaten, als deze getallen gemiddeld of bovengemiddeld zijn, weet ik dat het goed gaat.’

Hij ervaart dat ook de inspecteur die bij hen langs komt daar gevoelig voor is: ‘Als zij langs komen, gaan ze in gesprek. Ze gebruiken nooit alleen de cijfers om te kijken hoe het gaat, maar gebruiken ook hun intuïtie, dat is mooi om zien. Dat komt overeen met wat wij gedaan hebben met de pilot. Wij gaan in gesprek met leerlingen, leraren, onderwijsondersteunend personeel en ouders om te weten wat er in de diepere laag zit. We zijn niet meer zo volgzaam aan de bureaucratie, want die gaat ontstaan als je voortdurend gaat reageren op wat van buiten komt. Die brutaliteit mist nog bij veel scholen. En de Inspectie waardeert onze keuzes en dat is mooi. ‘

De insteek die het Jan Arentsz gekozen heeft vraagt ook wel wat van de schoolleiding. ‘Ik noem vaak het verschil tussen de herder en de imker. Een herder die zorgt ervoor dat de schapen in hetzelfde tempo en in dezelfde richting lopen en af en toe worden ze gestuurd door een blaffende hond: jij doet wat ik zeg. De imker zorgt voor voorwaarden: bijvoorbeeld een kast van bepaalde grootte waar het bijenvolk in kan groeien. Dat betekent voor het onderwijs dat je de docenten veel ruimte geeft in de ontwikkeling van het onderwijs, maar dat je wel duidelijk zicht moet hebben op het doel dat je wil bereiken.’