Leerlingen in de gt-stroom van het vmbo scoren boven de maat. Daar lijkt het streefniveau zelfs iets naar boven bijgesteld te kunnen worden. Dat geldt ook voor de havo. Het vwo behaalt het streefniveau ruimschoots, in tegenstelling tot de vmbo-leerlingen in de bb-stroom.

Maatwerk

Kortom: alle onderwijssectoren halen het streefniveau gespreksvaardigheid of presteren zelfs boven het streefniveau, met uitzondering van vmbo-bb. Dat vmbo-bb onder dat niveau schiet, vmbo-kb het streefniveau haalt en vmbo-gt duidelijk boven dat niveau presteert, is volgens leerplanontwikkelaar vmbo Liesbeth Pennewaard (SLO) geen verrassende uitkomst: ‘In het vmbo zie je binnen een leerweg een grote diversiteit in de behaalde niveaus, van A1 tot en met C1. Het verschil tussen een bb- en een gt-leerling in het vmbo is groter dan dat tussen een havo- en een vwo-leerling. Het onderzoek laat zien dat veel leerlingen in het vmbo niet op hun niveau worden aangesproken. Dat schrééuwt om maatwerk. Daarom zou er bij het vaststellen van de vmbo-streefniveaus onderscheid gemaakt moeten worden tussen de verschillende leerwegen. Er zijn al wel scholen die leerlingen de ruimte geven om Engels op een hoger niveau af te ronden en daarmee recht doen aan het talent van de leerling. Bijvoorbeeld vmbo-gt-leerlingen die Engels op havo-niveau afronden. Er zijn ook scholen die leerlingen met het behalen van een internationaal certificaat hun talent en inspanningen laten verzilveren. Overigens zie je de diversiteit in behaalde niveaus, hoewel in mindere mate, ook bij havo/vwo.’

Buitenschools

In 2013 is een soortgelijk onderzoek uitgevoerd voor schrijfvaardigheid Engels, Duits en Frans (havo en vwo). De resultaten waren toen minder florissant. Alleen bij havo Engels werd het streefniveau B1 door meer dan 75% (de norm) van de havisten gehaald. Slechts iets meer dan 50% van de vwo-leerlingen haalde het streefniveau B2. De conclusie van het onderzoek luidde dat de leeropbrengsten van het schrijfonderwijs in de moderne vreemde talen ‘voor verbetering vatbaar zijn’. ‘Bij de productieve vaardigheden Engels zien we dus twee heel verschillende dingen’, constateert Fasoglio. ‘Schrijfvaardigheid kan stukken beter, terwijl je bij gespreksvaardigheid de streefniveaus hoger zou kunnen stellen, vooral voor vmbo-gt en havo. Ik vermoed dat dit mede te maken heeft met het Engels dat de leerlingen buiten school opdoen, bijvoorbeeld door muziek, films, games en internet.’

Wanneer is een mondeling of schriftelijk een zes waard, wanneer een acht? Succescriteria zijn voor leerlingen vaak niet helder genoeg.

Centraal examen

Fasoglio: ‘Wat wij ook interessant vonden, was om van docenten te horen hoe zij erover dachten. Zowel bij schrijfvaardigheid als gespreksvaardigheid hoor je bij docenten vaak dezelfde dingen terugkomen, zoals de problemen rondom het feit dat er in het centraal examen alleen leesvaardigheid wordt getoetst. Dit noopt docenten ertoe veel aandacht te besteden aan oefenen met leesteksten, waardoor schrijf- en spreekvaardigheid ondergeschoven kinderen dreigen te worden. Bovendien is het werken aan het verwerven van productieve vaardigheden meer tijdrovend. En dat terwijl docenten vaak al grote werkdruk ervaren en een overladen takenpakket hebben.’

Wat is goed?

Iets wat ook naar voren is gekomen en wat Fasoglio wil benadrukken, is dat leerlingen vaak niet weten wat goed is. ‘Wanneer is een mondeling of schriftelijk een zes waard, wanneer een acht? Succescriteria zijn voor leerlingen vaak niet helder genoeg. Vooral leerlingen die lager presteerden in ons onderzoek, zeggen dat ze niet weten wat ze moeten doen om een hoger cijfer te halen. De docent kan het cijfer bepalen met behulp van rubrics. Er is ook een andere wijze van beoordeling mogelijk, comparative judgment. Je vergelijkt het werk van leerlingen met concrete voorbeelden, die voor een bepaald kwaliteitsniveau staan en waar je als docent aan kunt refereren. Ook de leerling kan die voorbeelden gebruiken om zijn eigen niveau in spreken of schrijven vast te stellen, dat maakt het voor hem veel concreter. Het verhelderen van doelen en succescriteria helpt leerlingen meer bewust te worden van hun niveau en van wat ze moeten verbeteren.’

Vervolgonderwijs

Het belang van productieve taalvaardigheid wordt ook onderstreept door de eisen van het vervolgonderwijs. Fasoglio: ‘Er is behoefte aan leerdoelen die aansluiten bij de behoefte van vervolgonderwijs en beroep. Dit proces zal ook een grote rol spelen bij de activiteiten van Curriculum.nu. In het hoger onderwijs krijgt Engels meer en meer de overhand. Leerlingen moeten adequaat worden voorbereid op wat van hen in het vervolgonderwijs verwacht zal worden als het om de beheersing van het Engels gaat. De doorlopende leerlijn Engels dient eigenlijk al in het primair onderwijs te beginnen. Een van de actuele uitdagingen is het bepalen van uitstroomniveaus voor Engels aan het eind van het po die voor alle leerlingen haalbaar zijn; en wat de consequenties van hogere uitstroomniveaus zijn voor de eerste klas van het vo.’

Engels in de klas

Opmerkelijk aan het onderzoek naar het ERK-prestatieniveau gespreksvaardigheid is dat gender, moedertaal en geografische spreiding niet van invloed lijken te zijn op de door de leerlingen behaalde resultaten. Verschillen zijn derhalve kennelijk toe te schrijven aan de aanpak van docenten. Ondanks dat variabelen op school- en klasniveau buiten de scope van het onderzoek vielen, waren Fasoglio en haar collega’s daar wel nieuwsgierig naar. Daarom moesten de onderzochte leerlingen aansluitend digitaal een aantal vragen beantwoorden over de manier waarop gespreksvaardigheid op hun school geoefend en getoetst wordt. Ook zijn enkele docenten bevraagd naar hun invulling van gespreksvaardigheidsonderwijs. Fasoglio: ‘Een paar dingen vielen op. Het gebruik van Engels als voertaal in de les lijkt een relatie te hebben met de behaalde niveaus. Ik formuleer het voorzichtig, omdat het om een steekproef gaat. We hebben de antwoorden van de leerlingen naast hun resultaten gelegd. De leerlingen die hoger scoorden gaven aan dat hun docent vaak Engels spreekt in de klas. Dat geldt voor alle sectoren. Een belangrijke conclusie, lijkt mij. Zeker als we kijken naar een Europees onderzoek van een paar jaar geleden, waaruit bleek dat het gebruik in de taalles van de doeltaal als voertaal in Nederland tegenvalt ten opzichte van andere landen.’