Vanaf mijn zevende groeide ik op in een zeventigerjaren vinex-wijk en bezocht een zeventigerjaren vinex-basisschool. Een school met veel trespa en met een zeventigerjaren kunstwerk van een enorme vis op het terrein, die een figuur uitspuugt, en waarin je kon klimmen door de gaten in de buik. Ik ben er later nog wel eens terug geweest, en moest concluderen dat de vis bij nader inzien maar beter blij was geweest met Jonas, want nu herbergde zijn bolle buik sigarettenpeuken, vieze plastic zakken, bierdoppen en een enkele fles. Het laatste jaar op deze school kreeg ik les van de hoofdmeester, die traditioneel de zesde klas lesgaf, ik denk als proeve van voormanschap. Wat mij altijd is bijgebleven, zijn diens woorden aan het einde van de schooldag, wanneer wij in ons doorzonlokaal ten overstaan van alle wachtende moeders, ons gebedje moesten doen. De hoofdmeester zei steevast: “En doe het goed, want er wordt naar je gekeken.”

Misschien komt het hierdoor, of misschien komt het door de katholieke middelbare school die daarop volgde, maar lang was ik geen voorstander van religie op school. Specifieke levensbeschouwelijke opvattingen hadden niets te zoeken binnen de schoolmuren. Levensbeschouwing zeker wel, maar dan ook in al zijn diversiteit. Een school moet vooral een neutrale plek zijn, waar iedereen zich thuis kan voelen. Heel lang ook vond ik artikel 23 vooral een artikel waarmee de christelijke lobby een plek voor religie had afgedwongen in het klaslokaal, een privilege in de publieke ruimte. Historische onwetendheid.

Van wie is het onderwijs eigenlijk? Pas toen die vraag frequenter en dwingender langs begon te komen, begon ik te begrijpen dat onderwijs nooit neutraal is, en altijd het product is van … ja, van wat? Van een overheid die dingen noodzakelijk en nuttig vindt, van een samenleving die in het onderwijs een instrument ziet om belangrijke maatschappelijke zaken mede te realiseren, en van ouders die bepaalde waarden vertegenwoordigd wil zien in de manier waarop wij onze kinderen – hun kinderen dus – onderwijzen. Die verschillende wensen en belangen vallen niet naadloos samen en de middelen om de eigen wensen af te dwingen of tenminste kracht bij te zetten zijn ook niet gelijk. De bijdragen in dit nummer van Van Twaalf tot Achttien laten samen zien hoe artikel 23 de vrijheid van de burger waarborgt om een school naar eigen opvattingen te starten, en tegelijkertijd de verantwoordelijkheid van de overheid vastlegt om de goed onderwijs te garanderen voor alle burgers. De bijdragen laten ook zien dat een kritisch oog op deze evenwichtskunst ten alle tijden noodzakelijk blijft.

Al lezende vroeg ik mij nog wel iets af. Is iedere burger of groep burgers voldoende in staat om de vrijheid van onderwijs te gebruiken, om het recht om op te voeden en te onderwijzen vanuit eigen waarden voldoende uit te oefenen? Of zijn het vooral de goed georganiseerde groepen met een historie in de Nederlandse samenleving die van deze vrijheid gebruik kunnen maken, en leidt deze vrijheid vooral tot een bestendiging van de invloed van de ‘heersende klasse’, indachtig Paolo Freire en zijn Pedagogie van de onderdrukten. Het is trouwens een vraag die niet exclusief het onderwijs betreft. Burgerlijke vrijheden zijn op papier misschien een feit, maar in de praktijk zelden gelijkelijk verdeeld. Voor mij betekent het in ieder geval dat we moeten blijven opletten. Of in al die vrijheid niet de ene toch wat vrijer is dan de ander, de een meer zeggenschap uitoefent dan de ander, de een zijn posities uitdeelt en de ander ze toebedeeld krijgt. En vooral: wat we daaraan kunnen doen.

Maar dan is er Hongkong. Sinds 1997 te boek als speciale bestuurlijke regio van de Volksrepubliek China. Op dit moment bladeren bibliothecarissen door hun boeken heen om te kijken of de inhoud de toets van de nieuw ingevoerde veiligheidswet kan doorstaan. Die veiligheidswet wordt ook verplicht onderdeel van het curriculum, om een einde te maken aan ‘slechte opvoeding van de jeugd’. En leraren, ooit krachtig georganiseerd, kunnen geen kant op; het vuur van de democratische beweging heeft inmiddels plaatsgemaakt voor angst voor represaille door de eigen overheid. Waar men sinds de overdracht van Hongkong bang voor is geweest, voltrekt zich op dit moment, gedecideerd en vakkundig.

Als ik hierover lees en terugdenk aan mijn vinex-school en mijn hoofdmeester … dan koester ik de scholen in al hun variatie en doe ik graag mijn gebedje, al is het voor de buhne.