"Onderwijs gaat om leerlingen, die leren in interactie met de leraar en elkaar. Wat verstaan we dan onder het vrije marktdenken in dit kader? Is dat het zien van onderwijs als een product dat investeringen vraagt die op termijn winst, in de zin van leeropbrengst, moeten genereren? Is dat het kijken naar de school als een door de consument te kiezen product, waarin leraren leerlingen en hun ouders als klanten moeten bedienen? Is dat een school die het overleven alleen waard is als er in de concurrentieslag met andere scholen voldoende vraag naar is (leerlingenaantal) of omdat het een specifieke markt bedient (topsportleerlingen, specifieke leerbehoefte, aanbod voor hoogbegaafden leerlingen)?

In de afgelopen jaren is er steeds meer op dergelijke manieren naar het aanbod van de school gekeken. Naar waarde in de zin van meetbare opbrengst voor benchmarks, naar onderscheidend zijn. Dat zien we ook terug in het dagelijkse werk van leraren. In positieve zin heeft de aandacht voor het wat en het hoe ertoe geleid dat leraren directer vanuit de schoolleiding worden gestuurd op wat ze in de klas doen. Dit biedt ontwikkelingskansen voor leraren op didactisch en pedagogisch gebied, stimuleert innovatie, gebruik van nieuwe technologie. De ondernemende leraar krijgt mogelijkheden om aan nascholing te doen en zich te specialiseren. En teams of secties worden geprikkeld om meer te doen aan bijvoorbeeld differentiëren of manieren van toetsen.

Je ziet echter ook de keerzijde van de volle aandacht op efficiënter en opbrengstgerichter werken. Vanuit het vrije marktdenken wordt het onderwijs en het werk van de leraar steeds meer benaderd vanuit kosten en opbrengsten. Hiermee dreigt dehumanisering van de leerling en de leraar. Eén grote klas is goedkoper dan twee kleinere; speciaal aanbod van voor de school marketingtechnisch aantrekkelijke nieuwe vakken gaat ten koste van de lestijd van bestaande vakken; de school moet er goed uitkomen in de benchmarks, dus het vrij in te richten deel van het schoolexamen wordt opgeofferd ten behoeve van de voorbereiding op het centrale eindexamen. Dergelijke ontwikkelingen beïnvloeden de wijze van lesgeven van de leraar en sommige ervan vergroten de werkdruk: meer werk voor de leraar en minder vrijheid om les te geven op de manier die hem, het vak en de leerlingen het beste past. Het vrije marktdenken beperkt de waarde van het werk van de leraar tot wat de consumerende leerling, ouder, overheid en samenleving vraagt."

Wibe Balt

Eén grote klas is goedkoper dan twee kleinere.

"Het intrinsieke doel van onderwijs verschuift steeds meer richting het instrumentele: onderwijs is een middel gericht op externe doelen: voorbereiding op de arbeidsmarkt, ontwikkeling van de kenniseconomie en welvaart, inspelen op (veronderstelde) vaardigheden die in de toekomstige samenleving nodig zullen zijn. Dit zie je terug in het belang dat gehecht wordt aan PISA-rankings, inlopen van onderwijsachterstanden, inzet van digitale middelen en evidence informed werken. Maar bijvoorbeeld ook in de druk van ouders om hun kind minimaal naar de Havo te krijgen, waardoor het VMBO als opleiding devalueert en de algemeen vormende vakken in de nieuwe leerweg onder druk komen te staan.

Harm Tiggelaar

De cultuur van benchmarking laat zien hoe verleidelijk het is om naar de kwaliteit van onderwijs te kijken vanuit meetbaarheid, maar leidt daarmee de aandacht af van het belang van de vormende opdracht die het onderwijs, en daarmee de leraar, heeft. De aandacht verschuift van de inhoud naar het formele: De leraar wordt opgeleid en getraind in manieren om de leerlingen zo efficiënt mogelijk aan te leren wat het programma vereist, anders dan vanuit de pedagogische relatie tussen leraar en leerling ruimte te maken voor het leren, ontwikkelen en eigen maken van kennis en vaardigheden. Hannah Arendt wees in The Crisis in Education (1954) juist op het belang de vorm van het onderwijs voort te laten komen uit de inhoud ervan. Daarnaast beschrijft ze in het artikel de school als een tussenruimte. De school moet de overgang van de sfeer van het gezin naar die van de samenleving mogelijk maken, maar daarbij gaat het volgens Arendt om het in de luwte doorgeven van de bestaande cultuur aan leerlingen, in plaats van proberen politieke of economische doelstellingen te verwerkelijken door het onderwijs.

Er moet in de school ruimte zijn voor leerlingen om zich in de luwte de cultuur eigen te maken en zich persoonlijk te ontwikkelen. Er zou op school en in het werk van de leraar daarom meer aandacht moeten zijn voor de niet maakbare of meetbare aspecten van leren en ontwikkeling bij leerlingen. Het taalonderwijs is hierbij een interessant voorbeeld. Nu wordt er vanuit maatschappelijk nuts-denken geïnvesteerd op het trainen van leraren om met evidence informed methodieken zo efficiënt mogelijk taalachterstanden bij leerlingen in te lopen. Dergelijk taalonderwijs wordt ook gezien als middel om kansengelijkheid te bewerkstelligen. Maar lezen en schrijven is in de eerste plaats een vorm om uit te kunnen drukken wat je ervaart, voelt en denkt. Daarmee stelt taal de leerling in staat zichzelf uit te drukken en betekenis te geven aan zichzelf en de wereld om hem heen. Juist dat betekenisgevende aspect van onderwijs (waar overigens niet alleen een opdracht ligt voor de talen, maar ook voor vakken zoals Geschiedenis, Aardrijkskunde, Maatschappijleer en Filosofie), is niet meetbaar en snel en efficiënt aan te leren. De aandacht voor kansengelijkheid in het funderend onderwijs moet niet in de eerste plaats voortkomen uit behoeften van de toekomstige arbeidsmarkt, maar uit het willen bieden van ruimte aan leerlingen om vaardig te worden, zich te ontwikkelen en daarmee volwaardig deelnemer te kunnen zijn aan vervolgstudie en maatschappij."

Harm Tiggelaar is docent filosofie en voorzitter van het platform Vakinhoudelijke Vakverenigingen Voortgezet Onderwijs (VVVO). Wibe Balt is docent Geschiedenis en lerarenopleider.