Ook een inspecteur krijgt soms huiswerk. En dan associeer ik huiswerk nu even met iets waar de meeste leerlingen niet zoveel aan vinden en ik ook niet. Voor mij behoren tot dat huiswerk onder andere vergaderingen. Ik ben namelijk inspecteur en ik wil inspecteren, niks anders. Ik wil geen directeur zijn, geen analist, geen schoolbegeleider, geen vergaderaar, geen projectleider. Ik wil naar scholen en besturen reizen, het onderwijs beoordelen en bestuurders en leraren voorhouden waarom hun onderwijs van voldoende kwaliteit is, of waarom dat juist niet het geval is.

Dit stukje schrijf ik op een dinsdag. Aanstaande donderdag is er een vergadering. Voor die vergadering heb ik me afgemeld. Er bestaat gerede kans dat ik bij mijn directeur geroepen word. Ik zal dan uitleggen dat ik de tijd van vergaderen en overleg nodig heb om te inspecteren.

Bij inspecteren hoort vaak ook het bekijken en doorbladeren van jaarverslagen van schoolbesturen, ja zelfs het lézen daarvan. Dat is voor mij ook een soort huiswerk. Ze heten belangrijk te zijn, maar er staat zelden iets in wat mijn hart sneller doet kloppen. Het zijn ook lang niet altijd stilistische meesterwerkjes, die jaarverslagen. Gelukkig zijn er collega’s die inhoudelijk en mentaal beter toegerust zijn om jaarverslagen te bestuderen dan ik. Zij wijzen mij dan op saillante en betekenisvolle passages. Zo ging dat vroeger op school ook, herinner ik me. Er waren altijd wel klasgenoten die vervelende stof wel geleerd hadden en die niet te beroerd waren mij daarvan een handzame samenvatting te geven.

Bij inspecteren hoort vaak ook het bekijken en doorbladeren van jaarverslagen van schoolbesturen, ja zelfs het lézen daarvan.

Ik ken eigenlijk maar één jaarverslag waarvan de lectuur voor mij geen huiswerk is. Dat jaarverslag is niet van een schoolbestuur. Het is het jaarverslag van de SLO (ons landelijk kenniscentrum curriculumontwikkeling) over het jaar 2006. Dat document pak ik nog regelmatig uit de kast om erin te lezen. Wat is namelijk het geval? Er staan in dat jaarverslag een stuk of vijftien zeer korte verhalen van A.L. Snijders. Er zit ook een CD bij waarop Snijders die verhalen voorleest. De meesten van u kennen hem van de stukjes die hij op zondagochtend voorleest op de radio, 9:45 uur, Radio 4.

Dezer dagen pakte ik dat SLO-jaarverslag weer eens uit de kast en las het eerste zeer korte verhaal, getiteld Leraar: “Ik ben leraar en ik wil lesgeven, niks anders. Ik wil geen directeur zijn, geen toetsbureaubeambte, geen mentor, geen stagebegeleider, geen hulpverlener, geen overlegger, maar leraar. Ik wil tegen het bord leunen en een krijtje vasthouden en uitleggen waarom de ene beknopte zin niet kan volgen op dat type hoofdzin en de andere wel. Laatst hebben alle leerlingen (honderden) vrij gekregen omdat de leraren iets moesten horen over de rol van mannen en vrouwen in de maatschappij en het vormingstheater legde het er ’s middags nog eens dik bovenop. Ik ben niet gegaan. Ik ken de antwoorden als het om mannen en vrouwen gaat: fatsoen en gezond verstand, dat is genoeg.”

A.L Snijders vervolgt dan met de mededeling dat hij bij de directeur geroepen wordt. Hij vertelt waarom hij niet naar de vergadering gekomen is. Een leerling had de zin geschreven: ‘Een man sprak mij aan door een herdershond gebeten te zijn.’ Om deze leerling uit te leggen waarom deze zin niet grammaticaal is, op een manier die hij ook begrijpt, daarvoor heeft Snijders de tijd van het vormingstheater en de rondetafelgesprekken nodig, legt hij de directeur uit.

Ik begrijp Snijders wel.

Anne Bergsma is inspecteur voortgezet onderwijs