Heerlijk weer eens tijd voor een boek. En niet zomaar een boek. De gelukkige klas van Theo Thijssen beschrijft het dagelijks leven van een onderwijzer met zijn klas in een kansarme wijk in Amsterdam, zo’n kleine honderd jaar geleden. Het woord kansarm bestond toen nog niet, maar het verschijnsel bestond natuurlijk al wel, niets nieuws. Ook wat betreft het onderwijs blijkt in al die jaren niet veel veranderd, zo ontdekte ik al lezende. Een vriendin van mij vond die gedachte rustgevend, voor mij was het ronduit angstaanjagend. Leren we dan helemaal niks van de loop der dingen? Moeten we het vak misschien toch gewoon afschaffen op school? Nee hoor, we moeten vooral blijven hopen en proberen.

De struggle van deze schoolmeester wordt niet alleen met veel gevoel beschreven, maar is ook heel herkenbaar. Hij verzint in zijn ijver om zijn klas gemotiveerd te houden en op te laten letten, verscheidene systemen om dit voor elkaar te krijgen. Bijvoorbeeld de overbekende streepjes op het bord. Bij drie is het nablijven geblazen. Zoals vaak bij een nieuwe maatregel, heeft zijn systeem onvoorziene neveneffecten. Bijvoorbeeld dat de goede man de hele week tot 17 uur op school moet blijven, omdat er zoveel nablijvers zijn. Sommige leerlingen gaan zelfs met opzet kletsen tijdens de uitleg, om te worden gesommeerd na te blijven. Wat te verkiezen valt boven naar een koud huis gaan waar niet veel te eten is en waar het niet gezellig is.

Wanneer ik hierover lees dwaal ik af en zit ik weer in gedachten voor ons teambord elke dinsdagmorgen in het kader van ons scholingsproject Leerkracht. We nemen dan onze successen door, maar verwoorden ook nieuw te bereiken doelen. Het onderwerp ‘hoe motiveer ik mijn leerling?’ komt regelmatig aan de orde en als ik heel eerlijk ben is deze kwestie al prangend vanaf mijn eerste dag voor de klas en nu blijkt zelfs een of andere fictieve onderwijzer van een eeuw geleden hier ook al mee geworsteld te hebben.

En eerlijk: welke docent leest werkelijk alle opdrachten van pak ‘m beet zo’n dertig leerlingen in een half uur?

Anno 2018 en we verzinnen ons nog steeds suf: terugkomen, ouders bellen om deze zodoende bij het leerproces van hun kind te betrekken, positief belonen bijvoorbeeld via een klassen-app met smileys, of donder en bliksem: we pakken de lesvrije middag af om ze extra huiswerk te laten maken. Maar ja, wie van ons offert zich dan op om daarbij te gaan zitten?

Natuurlijk moeten we de leerling verantwoordelijk maken voor zijn of haar eigen leerproces, want hoe harder wij trekken hoe doder het paard. Vanuit dit perspectief kunnen we dan bijvoorbeeld overgaan op een systeem van opdrachten afvinken: wie niet klaar is, mag nog niet weg. Ei van Columbus zou je zeggen. Ja, voor een week of twee, want dan komt de klad erin. Onze leerlingen worden in eerste instantie door zo’n maatregel overvallen, maar dan verzinnen ze erwel iets op en blijken ze ineens meester in het plakken en kopiëren.

En eerlijk: welke docent leest werkelijk alle opdrachten van pak ‘m beet zo’n dertig leerlingen in een half uur? Bovendien, de docent die dit wel kan en doet zal moeten bewijzen dat er fraude gepleegd is en krijgt er vervolgens weer andere, meestal onoplosbare problemen

bij. Ouders gaan naar school bellen, de leerling gaat bewijzen waarom het niet gekopieerd is etc. Kortom gedoe, waar veel pauzes aan opgeofferd worden.

Wat dan? Waar ligt de oplossing? Ik moet toch weer denken aan mijn eigen lesgeefmethode. Ik ben niet zo consequent en leef meestal op het moment. Ik acteer, simuleer, maar ben ook af en toe oprecht boos of vrolijk en trots. Ik ben een mens hè, een van vlees en bloed en niet een of ander cyberwezen dat in nullen en enen denkt. Of in systemen.

De bewuste schoolmeester uit het boek verwoordde het heel mooi toen hij zijn dagboek op de laatste pagina afsloot. Ik weet het niet meer uit mijn hoofd, maar wat hij schreef heeft me diep geroerd. Hij vond het namelijk helemaal niet zijn belangrijkste taak om zijn leerlingen de kneepjes van het rekenen, de regeltjes van de taal en de weetjes van aardrijkskunde te leren. Nee, het allerbelangrijkste voor hem was het gevoel dat er overheerste in zijn klas. De aandacht voor elkaar, de kunst om te leren leven en te accepteren. Liefde voor het leven en voor elkaar, dan komt de rest vanzelf. ‘Alleen’, voegde hij er fijntjes aan toe: ‘Dit zal ik jullie nooit zeggen.’ En als ik dit lees dan weet ik weer waarom ik voor mijn vak gekozen heb. Liefde en aandacht, al het andere is bijzaak. Maar sst, daar hebben we het niet over. Het is gewoon zo.