Ik probeer vrij kritisch in het leven te staan, maar tegen de beeldregie van Wes Anderson (denk: The Grand Budapest Hotel) ben ik volstrekt weerloos. Zijn films zijn een compositie van plot, timing maar vooral beeld. Over ieder shot is nagedacht; bijna niks lijkt op het echte leven en toch vertellen de beelden alles. Blijkbaar ben ik daar gevoelig voor, voor beelden. En ik ben niet de enige. Een bioscoop vol mensen moet tegelijkertijd lachen om hetzelfde beeld, in musea zie je vaak genoeg mensen met tranen in hun ogen voor een schilderij staan. Het tegenovergestelde is ook waar: een foto op de voorpagina van een krant kan de formatie maandenlang ontregelen. En hoe vaak hoor je mensen tegenwoordig niet zeggen dat ze de journaals niet meer kijken omdat ze “de beelden niet meer aan kunnen zien”. Met andere woorden: beelden doen ertoe.

Daar moet ik vaak aan denken wanneer ik de afgelopen maanden berichtgeving over het onderwijs zie. Leerlingen “hebben achterstanden”, “lopen risico’s” en zijn zelfs “brandhaarden van besmetting”. Ik wil de ruimte die me hier wordt aangereikt niet gebruiken om deze zaken feitelijk te weerspreken, maar vraag me wel af: hoe dragen deze beelden bij aan beter onderwijs? Het zijn onzekere tijden; aan het begin van de dag weet je als leerling (en ook als ouder) niet welke lessen er die dag zullen uitvallen, welke leerlingen je vandaag wel of niet in je klas zult treffen en of de overheidsmaatregelen van vandaag nog dezelfde maatregelen van morgen zullen zijn. Dan is er behoefte aan beelden die je bevestigen, die je zeggen dat je op de goede weg bent. Je gezien weten is juist nu in deze tijd zo ontzettend belangrijk. Daarmee is het een opdracht aan iedereen die op welke manier ook bij het onderwijs betrokken is: zorg dat de ander, of hij nu leerling, ouder of leraar is, zich gezien weet.

Je gezien weten is juist nu in deze tijd zo ontzettend belangrijk.

Het leven is geen film, maar zoals een regisseur nadenkt over wat hij wel en niet laat zien, kunnen we ook in het onderwijs iedere dag weer de keuze maken waar we de schijnwerper op zetten. In deze tijd zal de verleiding groot zijn om die schijnwerper te zetten op wat er niet is, maar interessanter is het om leerlingen aan te spreken op wat er wel is. Ze zijn er toch maar mooi, of dat nu via een scherm is of fysiek in de klas. En hoe zeer de wereld ook stillag, het onderwijs is doorgegaan. Een prestatie die zo onuitsprekelijk uitzonderlijk is, dat we het als “gewoon” zijn gaan zien. Hoe kijken we naar onze scholen en naar elkaar? Die vraag is vandaag belangrijker dan ooit. En het antwoord is gelegen in ontmoeting en verbinding, juist nu, juist op school.

Ooit werd ik op de middelbare school uit de les verwijderd. Ik had niets misdaan (ik had nooit iets misdaan), maar in de discussie over juist dat feit trok ik (leerling) juist aan het korte eind ten opzichte van de boven mij geplaatste (leraar). Sterker nog, ik moest me melden bij de afdelingsleider. Toen ik me daar meldde en ook uitlegde wat ik misdaan had (niets!), bleef het even stil, waarna de afdelingsleider me aankeek en vroeg “heeft de leraar gezien dat je hierheen liep?”. Dat kon ik bevestigen. “Dan lijkt de zaak me daarmee afgehandeld, maak er nog een mooie dag van!”

Dat deed ik, ik spoedde me naar het studiehuis en kwam na wat omzwervingen op de computer uit bij magische beelden. Het waren stills uit de film The Life Aquatic with Steve Zissou. Mijn eerste introductie met Wes Anderson. Aan een blijkbaar nodig beeld, hield ik een leven aan verbeelding over. Dat gun ik iedere leerling.

Mark Buck is lid van het College van Bestuur van Verus, vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs.