Nu mijn middelbare schooltijd er bijna op zit, wil ik u het volgende graag nog even laten weten.

Vol bewondering kon ik naar u luisteren, wanneer u uw allerbeste voorleesstem uit de kast haalde om een gedicht van Lucebert voor te dragen. Wanneer u weer eens vol passie vertelde over hoe briljant ‘Max Havelaar’ wel niet geschreven is, met zijn dubbele verhaallijn en zijn unieke combinatie van het realisme en de Romantiek. Ik waardeerde het wanneer u mij vol overtuiging garandeerde dat ‘Heren van de thee’ echt iets voor mij is. Als blijk daarvan knikte ik enthousiast, maar van binnen dacht ik: komt dit overtuigend genoeg over? Begrijp me niet verkeerd, ik vind literatuur oprecht interessant, maar 18 boeken lezen in een korte tijd was in werkelijkheid gewoon niet zo leuk als u het deed voorkomen. De leerling en de leraar hadden nu eenmaal te weinig tijd om al die boeken goed te behandelen. Zelfs als er een hele les aan elk boek zou zijn besteed (waar al geen tijd voor was) zou de meeste boeken tekort zijn gedaan. Vooral als de taal van een boek ook best moeilijk is, blijft er bijna niets over om van te genieten. Zodoende werd ik na het lezen van ‘Een nagelaten bekentenis’ zelf melancholisch en kon ik na het lezen van ‘Max Havelaar’ alleen nog maar uitkramen: ‘Multa tuli!’

Begrijp me niet verkeerd, ik vind literatuur oprecht interessant, maar 18 boeken lezen in een korte tijd was in werkelijkheid gewoon niet zo leuk als u het deed voorkomen.

Nu denkt u misschien dat ik de zoveelste zeurderige jongere ben van nog net geen achttien jaar die op school met niets tevreden is. Het zou inderdaad onredelijk zijn om het bij bovenstaande klaagzang te laten. Maar om te laten zien hoe het ook kan, zou ik u graag mee willen nemen naar mijn lessen TTO-Engels. Bij deze lessen lazen wij ieder jaar twee of drie boeken die uitgebreid behandeld werden. Meer dan de helft van die lessen besteedden we aan het uitpluizen van alle kenmerken van het boek, de schrijver en de tijd waarin het boek geschreven is. Terwijl ik het boek las, kwam ik er dus steeds meer over te weten. Het stimuleerde me om als ik verder las meer na te denken over wát ik dan eigenlijk las. Wij lazen afgelopen jaar bijvoorbeeld de Amerikaanse roman ‘Song of Solomon’ van Toni Morrison. In dit boek kwam het fenomeen vliegen steeds terug in allerlei vormen. Ik had wel door dat dit een motief was, maar de betekenis erachter was mij in eerste instantie een raadsel. Door een klassikale discussie kwam ik te weten dat het refereert aan volksverhalen over slaven die terugvlogen naar Afrika. Op deze manier begreep ik het boek beter en kreeg het boek meer betekenis. ‘Song of Solomon’ zit vol dubbele lagen die ik er zelf nooit uitgehaald had. Op een mondeling zou ik kunnen praten over het boek, omdat ik het boek echt ken en begrijp en niet omdat ik het uittreksel uit mijn hoofd heb geleerd.

Dat ik me als leerling betrokken voel bij een verhaal is niet alleen belangrijk voor mijn literaire kennis, maar het opent ook de mogelijkheid voor gesprekken. Literatuur gaat namelijk altijd over menselijke en maatschappelijke onderwerpen. Schuld, onrecht, boete, liefde, geluk, liefde, verraad... Daar kan iedereen over meepraten. Niet alleen vanuit zijn/haar eigen beleving, maar ook over de manier waarop de schrijver het thema in zijn boek heeft verwerkt. Dat is wat ik eigenlijk bij Nederlands heb gemist. De hoeveelheid boeken stond de diepgang en de betrokkenheid in de weg. Ik had afgelopen jaren graag gewild dat ik de boeken waar u zo enthousiast over vertelde ook echt had gekend, zodat we er een echt gesprek over hadden kunnen hebben.